Lans Bovenberg: Pensioenakkoord stap voorwaarts
Het pensioenakkoord is een belangrijke stap in de goede richting, meent Lans Bovenberg. De kritiek dat het jongeren zou benadelen is onterecht. Het bevat juist elementen die hun ten goede komen.
Het pensioenakkoord dat het kabinet recent sloot met werkgeversorganisaties en de vakbonden biedt vier belangrijke winstpunten. In de eerste plaats koppelt het akkoord de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd aan de levensverwachting. Jongeren krijgen later pensioen, maar profiteren er door de stijgende levensverwachting toch nog langer van dan oudere generaties.
Door de kostenstijgingen die voortvloeien uit de langere levensverwachting te stoppen, beëindigen sociale partners de voortdurende druk op de loonruimte. De vakbeweging krijgt meer mogelijkheden om betere arbeidsvoorwaarden uit het vuur te slepen in plaats van haar leden steeds maar weer te moeten overvallen met onverwachte versoberingen.
Zo ontstaat er ook meer ruimte om te investeren in werknemers, zodat zij langer kunnen doorwerken op de plaats waar zij passen. Langer de samenleving blijven dienen in het arbeidsproces komt de sociale samenhang ten goede en draagt bij aan een herwaardering van een gezond arbeidsethos.
Een tweede winstpunt van het akkoord is dat pensioenfondsen eerlijk gaan communiceren over de onvermijdelijke koopkrachtrisico’s die nu eenmaal verbonden zijn aan pensioenbesparingen op de lange termijn. In het akkoord wordt niet de kop in het zand gestoken, maar men heeft de moedige weg gekozen om risico’s helder te benoemen en te communiceren. Op die manier dicht het akkoord de kloof tussen de onrealistische verwachtingen van de deelnemers die hun pensioen gegarandeerd wanen en de harde realiteit dat de toekomstige koopkracht van pensioenen onzeker is.
Als derde winstpunt neemt het akkoord afstand van het huidige pensioenmodel met hoge nominale garanties. Deze garanties geven een veilig gevoel, maar draaien de deelnemers een rad voor ogen. Deelnemers staan namelijk bloot aan het risico dat inflatie de koopkracht van hun pensioen erodeert. Dit risico is vooral groot voor jongeren, omdat inflatie hun aanspraken nog gedurende vele jaren kan eroderen voordat ze hun pensioen gaan ontvangen.
Er is een aantal voordelen verbonden aan het overstappen van de huidige nadruk op nominale garanties naar een grotere focus op de ambitie om het pensioen gelijke tred te laten houden met de inflatie. In de eerste plaats kunnen fondsen meer gaan beleggen in vermogenstitels die hun reële waarde behouden als de inflatie stijgt. Dit is vooral nu belangrijk omdat het inflatierisico na de kredietcrisis aanzienlijk is.
In de tweede plaats wordt voorkomen dat fondsen zich rijk rekenen als hogere inflatieverwachtingen de nominale rente en daarmee de nominale dekkingsgraad doen stijgen. In de derde plaats spoort de ambitie om de inflatie bij te houden uitstekend met de plannen om de toekomstige koopkracht van pensioenen te gaan benadrukken in de pensioencommunicatie.
Een vierde winstpunt is dat het akkoord pensioenfondsen aanmoedigt om van tevoren heldere regels af te spreken over hoe mee- en tegenvallers worden verdeeld over de verschillende deelnemers. De pensioencontracten zijn nu nog niet duidelijk over wie bij lage dekkingsgraden de eigenaren zijn van de neerwaartse risico’s. Het pensioenakkoord wil dat gelukkig veranderen. Door van tevoren duidelijk te maken wie de lasten draagt in slechte tijden kan men deze risicodragers belonen in goede tijden.
Criticasters
Verschillende deskundigen stelden de afgelopen weken dat het akkoord jongeren zou benadelen. Deze kritiek is prematuur, omdat veel afspraken uit het akkoord nog concreet worden ingevuld. Dat gaat ook voor de door de criticasters gewraakte manier waarop onzekere pensioenaanspraken worden gewaardeerd. Het akkoord spreekt van het gebruik van maximaal het verwachte rendement als discontovoet voor het waarderen van aanspraken. De critici lijken over het woordje ”maximaal” heen gelezen te hebben.
De juiste wijze van waardering past een afslag toe op het verwachte rendement als mee- en tegenvallers over een bepaalde periode (het akkoord spreekt over tien jaar) mogen worden uitgesmeerd om de huidige gepensioneerden te beschermen tegen te veel risico.
Deze afslag (of de vorming van een soort buffer) is nodig om ervoor te zorgen dat de fondsen risico kunnen terugnemen als de huidige jongeren ouder worden. Want alleen dan profiteren de huidige jongeren tijdens hun pensioen ook van een weinig volatiele uitkering zonder dat ze daarvoor afhankelijk zijn van een nieuwe instroom van jongere deelnemers die bereid zijn risico’s te bufferen door ze over een langere periode uit te smeren.
De kritiek dat het akkoord jongeren zou benadelen is niet alleen prematuur, maar ook eenzijdig. Er zijn namelijk ook elementen in het akkoord die jongeren ten goede komen. Zo beschermt het stabiliseren van de pensioenpremie de loonruimte van werkenden. In plaats van dat er steeds meer middelen opzijgezet moeten worden voor AOW en pensioen, blijven er bij de overheid en in de bedrijven meer middelen beschikbaar voor scholing en andere investeringen in jonge mensen.
Verder is de sterkere focus op een inflatiebestendig pensioen vooral van belang voor jongeren: het meenemen van de inflatiecomponent in de pensioenaanspraken verhoogt de waarde van de aanspraken van vooral de jongeren. Ten slotte stelt het akkoord dat tekorten niet meer mogen worden doorgeschoven naar toekomstige deelnemers, maar sneller moeten worden opgevangen in de huidige aanspraken. Ook dat is gunstig voor jongeren.
Het historische pensioenakkoord neemt een aantal belangrijke stappen voorwaarts en getuigt van moed doordat het een moeilijke boodschap brengt ten behoeve van de houdbaarheid op lange termijn van het pensioenstelsel. Er is nog veel werk te doen om het hoofdlijnenakkoord verder uit te werken, maar er is een goede basis gelegd.
De auteur is hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg.