Decentrale ruimtelijke ordening nekt kleine gemeente
Dat decentralisatie van de ruimtelijke ordening gemeenten nieuwe kansen biedt, is een onrealistische gedachte, reageert J. G. Wondergem op Henk Boxum (RD 23-6).
Decentralisatie van de ruimtelijke ordening biedt gemeenten en provincies nieuwe kansen, schreef Henk Boxum in een reactie op de deze maand gepresenteerde ontwerp-”Structuurvisie infrastructuur en ruimte” van minister Schultz van Haegen. Hierover meen ik enkele relativerende opmerkingen te moeten maken.
Al enkele jaren is in Nederland een trend van decentralisatie aan de gang. Het Rijk hevelt steeds meer taken en bevoegdheden over naar gemeenten. In de praktijk blijkt echter dat de financiële middelen om de overgedragen verantwoordelijkheden te kunnen uitoefenen nogal eens achterwege blijven. De uitoefening van meer verantwoordelijkheden gaat bovendien gepaard met grote bezuinigingen die gemeenten momenteel moeten doorvoeren. Voor kleinere gemeenten heeft dit verstrekkende gevolgen.
Het overheidsbeleid van decentralisatie leidt tot een dubbele paradox. Als de rijksoverheid meer taken decentraliseert, zal haar bemoeienis met gemeenten alleen maar toenemen. De pendulebeweging van centraliseren naar decentraliseren betekent dat kleine(re) gemeenten worden gedwongen tot schaalvergroting, omdat zij deze ontwikkelingen (financieel) niet meer goed kunnen bijbenen. De gemeentelijke schaalvergroting leidt dus tot fysieke centralisatie. Gemeentelijke taken, waaronder ook ruimtelijke ordening, worden door steeds grotere organisaties uitgevoerd.
De paradoxale situatie is dat het Rijk decentraliseert, maar omdat het gemeenten niet voldoende financiële middelen biedt, worden gemeenten door herindeling weer gecentraliseerd.
We kunnen onszelf de vraag stellen of decentralisatie gepaard gaat met een versterking van de lokale autonomie. Immers, zonder autonomie is geen regionaal maatwerk mogelijk. Maar ook burgerbetrokkenheid en innovatie komen dan niet tot bloei.
Voordelen van decentralisatie kunnen er wel zijn, maar als het gaat om ruimtelijke ordening moeten we vooraf weten of een gemeente inderdaad de mogelijkheid heeft om af te wijken van het beleid van de buurgemeenten. Als dat niet zo is, of als dat maar beperkt mogelijk is, heeft decentralisatie alleen nut als die leidt tot kostenverlagingen voor gemeenten.
Een overheidsorganisatie zal, gelet op haar publieke doelstellingen, primair verantwoordelijk worden gehouden voor de wijze waarop zij publieke voorzieningen en burgerarrangementen aanbiedt. Gelet op de vele taken die de afgelopen jaren van het Rijk naar gemeenten zijn gegaan en gegeven het feit dat veel gemeenten momenteel zwaar moeten bezuinigen, zal decentralisatie niet gauw tot kostenverlagingen leiden.
Kortom, decentralisatie zal in deze economisch ongunstige tijden naar verwachting juist leiden tot meer centralisatie. Wanneer het Rijk de gemeenten geen financiële middelen aanreikt om hun taken adequaat te kunnen uitvoeren, zal decentralisatie leiden tot het saneren van kleine(re) gemeenten.
De auteur is bestuurskundige en is werkzaam binnen het vakgebied ruimtelijke ordening.