Zuiderzeemuseum toont oude en nieuwe ambachten
Op de tentoonstelling ”Nijver|heden” in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen staat de Wind Brei Machine. Hoe de harder het waait, des te sneller breit hij aan een sjaal of sok.
De breimachine staat tegenover een boetstoel met een haringfuik uit 1900. Zó, met touwen en netten en houten blokjes, maakten mensen vroeger rond de Zuiderzee fuiken, en zó, met een windmolen aan het balkon en wat klossen draad op voorraad, zou een hedendaagse westerling zijn sokken kunnen gaan breien.
Via Nijver|heden laat het museum in Enkhuizen tot en met 12 februari zien hoe de historische ambachten in het voormalige Zuiderzeegebied zich hebben ontwikkeld, en wat ze te maken hebben met moderne ontwerpen. De gastcuratoren, Rianne Makkink en Jurgen Bey van Studio Makkink & Bey, streven er verder naar het beeld bij te stellen dat velen tegenwoordig hebben van ambachten. Architect-designer Makkink: „Bij een ambachtsman denken mensen aan een kantklosser of een mandenmaker die in zijn eentje iets aan het maken is, omdat we dat zo zien op braderieën, maar daarmee koesteren we een vertekend beeld. Een ambacht was vroeger een specialisme van een groep. Zeilmaker, touwslager en blokmaker werkten intensief samen als er een schip werd gebouwd.” Nijverheid slaat niet op een individu dat ijverig bezig is, maar op kleine, industriële processen, benadrukt Makkink.
Die bedrijvigheid is er altijd volop geweest rond de Zuiderzee. Met de komst van de Afsluitdijk rond de jaren 30 veranderde daar wel van alles. „De visserij, rond 1930 toch een van de belangrijkste inkomstenbronnen, verdween grotendeels, met in haar kielzog de toeleveringsbedrijven zoals de kuiperij, zeilmakerij en blok-, pomp- en mastenmakerij,” meldt een groot informatiebord in de expositie.
Het Rijk richtte steunfabrieken op in de regio. Die zorgden ervoor dat voormalige vissers op hun drooggelegde visgronden in de tarwe konden werken, of in een fabriek als knopenmaker. De kuiper begon een houthandel, de scheepssmederij legde zich toe op plaatconstructie. Kleine bedrijven werden fabrieken en verhuisden naar de rand van de steden. „De afstand tussen producent en consument werd groter en de vraag ging de productie en het soort producten bepalen.”
De tentoonstelling ”Nijver|heden” –verdeeld in drie thema’s: Nijver|heden, Grond|heden en Wonder|heden– toont voorwerpen uit zowel de tijd vóór de Afsluitdijk als uit de tijd erna. Bezoekers krijgen allerlei gereedschap te zien. Zoals een drevelhamer uit de periode 1850-1900, met een tak als steel: die werd op een scheepstimmerwerf werd gebruikt. Net als de porhamer en de blokschaaf. Verderop staan grijsgewolkte vergieten en pannen uit 1900-1950 –uit de emaillefabriek Berk Kampen, waar nog steeds pannen worden gemaakt–, en mallen en freesjes van de Spakenburgse knopenfabriek uit 1950. En er is een collectie groen en grijs servies uit keramiekfabriek Fris uit Edam.
Tegenover die historische zaken worden moderne objecten van jonge ontwerpers tentoongesteld. De fiets van de rijdende meubelmaker bijvoorbeeld, van ontwerper Will Shannon (1980). Shannon fietste in Londen rond op zijn ”Cabinet Maker” om kastjes te maken van oude kranten en hout.
Zo’n mobiele werkplaats zou in de praktijk best eens kunnen terugkomen, meent Makkink. „Neem de sleutelmaker – die zit toch haast nooit meer bij mensen in de buurt; je moet ervoor naar de stad. In grote steden in Brazilië en China moet je echt heel ver reizen om een sleutelmaker te vinden. Een rijdende ambachtsman is dan toch een toppunt van klantenservice? Ik voorspel niet dat zo’n meubelmaker er zal komen, maar het is wél een wens van mij.”
Veel ideeën van de ontwerpers uit de expositie zijn al in de praktijk terug te vinden, aldus Makkink. Als voorbeeld noemt ze de Voice Knitting Machine van Hanna Wiesener en Magdalena Kohler uit 2007, een breimachine die wordt bestuurd door stemgeluid. De naalden reageren op de melodie en de intonatie van een stem; een gecodeerde opname verwerkt het patroon tot „draagbaar geluid.” Emoties zoals woede en vrolijkheid zijn af te lezen aan het breipatroon. „Wat je inspreekt, krijg je terug op een sjaal. In Duitsland is een kleine industrie hierop ingesprongen.” Consumenten kunnen dus echt een breisel bestellen dat op basis van stemgeluiden tot stand is gekomen.
Ambachten zijn geen verleden tijd, dat is een van Makkinks belangrijkste boodschappen. „Wij doen alsof we ze kwijt zijn, alsof de wereld van het ambacht een verloren wereld is. Maar de ambachtsmensen zijn om ons heen, druk bezig met innoveren.”
Opvallend is ook de Wind Knitting Factory oftewel de Wind Brei Machine van ontwerpster Merel Karhof (1978). Wandelend door de straten van Londen ontdekte ze dat er in doodlopende straten wervelwinden ontstaan. „Ik wilde via dit project de onzichtbare wind in de stad zichtbaar maken. Deze breimachine toont aan hoeveel gratis energie er is, en hoe wij die kunnen benutten.”
Het Textielmuseum uit Tilburg schonk haar een geavanceerde breimachine uit 1900. Een mechanisch ingenieur hielp haar bij het ombouwen van de machine, en bij het omzetten „van de ene draaiende beweging in een andere.”
Een filmpje op de expositie in Enkhuizen laat zien hoe de breimachine werkt. Hoog aan een gebouw hangt de windmolen; beneden rijden auto’s en bussen. Intussen dwarrelt er een lange strook breisel langs de gevel. „Als de koudere maanden aanbreken en het flink waait, gaat het breien sneller en stuwt de koude energiebron zelf de vraag naar het product omhoog.”
Eerder bewees Karhof dat stromend water elke dag een andere kleur heeft. In Venetië maakte ze dertig dagen lang op dezelfde plek een foto van het water, en ja, de kleur bleek telkens anders. Ze zette de kleuren achter elkaar en maakte er –digitaal– stof van. „Ik maakte een repeat, dat betekent dat ik die kleuren op zijde kan laten afdrukken. Ik ben in gesprek met een vrouw uit India; misschien kunnen we er sjaals van op de markt brengen.”
Het idee achter de windbreimachine sluit aan bij de zoektocht van de mensheid naar nieuwe energie. „Mij leek het mooi om iets kleinschaligs te maken, waardoor je direct kunt zien wat de wind oplevert. Het breisel is bijna te vergelijken met seizoensgroente, snap je?”
Met het voormalige Zuiderzeegebied heeft Karhofs werk niet direct iets te maken, maar wel indirect. „De machine staat tegenover een oud ambacht als het nettenbreien – wat ik doe, is vertalen; ik geef er een hedendaagse draai aan. En ik vind het mooi als mensen gefascineerd raken door het productieproces, als ze maar blijven kijken naar die bewegende naaldjes.”
Karhofs droom rond haar machine is de uitbreiding met een winkeltje op de stoep waar mensen sjaals kunnen kopen. „Op een plaats waar je het niet verwacht.” Een winkel zomaar op het trottoir, met producten van de Wind Brei Machine in de etalage – en hoog aan de gevel hangt dan de windmolen die de machine aandrijft. Ze breit en breit en breit, soms snel, soms langzaam.