Kruisvaardersstad onder Akko in Israël
AKKO – Vlak bij de plek die door de meeste toeristen in dit deel van Israël wordt bezocht ligt een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen in het land: de ommuurde haven van Akko, waar, onder de drukke straatjes van het oude stadsdeel uit de Ottomaanse Tijd, een stad van kruisvaarders ligt die vrijwel intact is gebleven. Een ondergronds deel van deze stad wordt deze week opengesteld voor publiek.
Op de pleisterlaag van een muur in een ondergronds gedeelte staat een familiewapen afgebeeld – graffiti, achtergelaten door een middeleeuwse reiziger. Hier vlakbij lag een hoofdstraat van kasseien waar winkeltjes waren gevestigd die kleine figuurtjes van klei verkochten en ampullen om wijwater in te bewaren, souvenirs die erg in trek waren bij pelgrims.
Al deze vondsten werden voor het laatst gebruikt in het jaar 1291, toen een moslimleger uit Egypte het christelijke garnizoen van Akko versloeg en de stad met de grond gelijkmaakte. De huidige stad, die rond 1750 door de Ottomanen werd aangelegd, dekte de vroegere stad af, die eeuwenlang onder het puin verborgen lag.
„Het is net als Pompeii, uit de Romeinse tijd – het is een volledige stad.”, zei Eliezer Stern, hoofdarcheoloog in Akko. Hij noemde het stadje „een van de opwindendste vindplaatsen in de wereld van de archeologie.”
Akko bestaat al zeker 4500 duizend jaar, maar bevond zich op het toppunt van zijn macht in 1104, ten tijde van de kruistochten. Onder christelijke heerschappij werd de stad een handelscentrum waar diverse ordes van soldaten-monniken hun thuis hadden, evenals Europese facties die elkaar wantrouwden en dikwijls op straat hun geschillen met de vuist beslechtten. Kooplieden beconcurreerden elkaar, terwijl kleine groepen joden en moslims noodgedwongen samendromden in een kleine afgesloten wijk.
De Franse bisschop Jacques de Vitry arriveerde in 1216 na een gevaarlijke zeereis in Akko en was ontzet door wat hij aantrof. „Toen ik deze verschrikkelijke stad binnenging en er tal van schandelijke en kwade daden aantrof, was mijn verstand zeer verward”, schreef hij in een brief naar huis.
Akko was „volledig verdorven”, vond hij. Er werd voortdurend gemoord, het stadje zat „vol met prostituees” en de bewoners –van velen dacht hij dat het om vogelvrijen ging die hun eigen land waren ontvlucht– waren „volledig gewijd aan de vleselijke geneugten.” De stad was „als een monster of een beest met negen koppen die elk de andere bevochten”, schreef de bisschop.
De opgravingen in Akko kwamen in de jaren negentig op gang en sommige delen van de middeleeuwse stad die ook De Vitry gekend moet hebben zijn nu te aanschouwen. Er is een ondergrondse gang te bezichtigen die door ridders van de rivaliserende Orde van de Tempeliers is aangelegd en hun fort verbond met de haven. Sommige ridders vluchtten door deze gang toen Akko viel om met hun schepen terug te keren naar Europa. Opgravingen onder water in de haven hebben diverse gezonken fortificaties blootgelegd. De Israëlische raad voor oudheden gebruikt de opgravingen als proefterrein voor archeologisch onderzoek.