Dr. A. J. Plaisier spreekt op jubileum vereniging geestelijk verzorgers
UTRECHT – Zorg is meer dan een marktproduct. Dat was de boodschap die dr. A.J. Plaisier de jubilerende Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) gisteren meegaf.
De vereniging hield ter gelegenheid van haar veertigjarig bestaan een viering in de Domkerk in Utrecht. Tijdens de bijeenkomst nam prinses Margriet het eerste exemplaar van het jubileumboek “Zinnig Verband” in ontvangst.
De VGVZ is de landelijke beroepsvereniging voor geestelijk verzorgers in zorginstellingen. Daartoe behoren ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, psychiatrische centra, instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap, revalidatiecentra en jeugdzorg. De VGVZ kent zes sectoren: de rooms-katholieke, de protestantse, de humanistische, de joodse, de islamitische en de hindoesector. Deze groepen presenteerden zich allemaal.
Dr. Plaisier, lid van het moderamen van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken en scriba van de Protestantse Kerk, sprak zijn zorg uit over de toenemende vermarkting van de zorg, waarbij het vooral gaat over geld. Professionele organisaties noemen zich zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Mensen die zorg ontvangen dreigen te verworden tot consumenten van de zorg, zei hij.
Er is volgens hem iets fout in de maatschappij. „Het ideaal van onze samenleving is de gezonde mens, maar dat is niet houdbaar, want vroeg of laat worden we allemaal patiënt. Vanuit het christelijke perspectief heeft de mens de taak om naar de ander om te zien, als hoeder van broeders en zusters en als werk van barmhartigheid. Dat is geen restpost maar een roeping.”
Hij vindt de taak van de geestelijke verzorging van groot belang om die roeping levend te houden. Geestelijk verzorgers dienen volgens hem wel ambtelijke binding te houden, niet alleen omdat die binding te maken heeft met de instituties van barmhartigheid en mededogen maar ze is ook „een signaal dat er meer is dan het enkelvoudige discours waarin we gaandeweg terechtgekomen zijn”.
Hij kreeg bijval van dr. A. Vandenhoeck, coördinator van het European Network of Healthcare Caplaincy, een Europees netwerk van geestelijk verzorgers. Zij hoopt dat de geestelijke verzorging haar profetische taak niet uit het oog zal verliezen.
Ook prof. dr. H. M. Dupuis, voorzitter van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, liet zich in soortgelijke bewoordingen uit. Ze stelde dat het woord zorg in de loop van de tijd een betekenisverandering heeft ondergaan. Ze noemde als voorbeeld van de nieuwe duiding van het woord de zorgtaak van scholen. Bij de oorspronkelijke betekenis gaat het om toewijding, compassie en ongerustheid, zei ze. Prof. Dupuis vroeg zich af of er tegenwoordig nog wel genoeg zorg in die betekenis is: „Bekommeren we ons nog genoeg om elkaars lijden?”
Als het gaat om kanker leven mensen wel mee, zo vervolgde ze, „maar als het gaat om mensen in de ouderen- en gehandicaptenzorg is het beeld anders.” Ze roemde de professionaliteit van de zorg, maar ze zei ook dat het besef dat sprake is van langdurig en ernstig lijden, minder aanwezig is. „Het lijden van mensen met een beperking is nu eigenlijk geen thema. Het is moedig dat cliënten in de gehandicaptenzorg, soms met de moed der wanhoop, iets van hun bestaan willen maken. Dit lijden vraagt om een reactie.”
Geestelijke verzorging is een recht, zo zei Geert van Maanen, secretaris-generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, namens staatssecretaris Veldhuijzen. „Cliënten hebben recht op geestelijke verzorging als ze daarom vragen. Er dient aandacht te zijn voor de wensen van de cliënt op het gebied van godsdienst en levensbeschouwing. De staatssecretaris wil dat borgen in het op te richten kwaliteitsinstituut voor de zorg.”
Over de toekomst van de geestelijke verzorging sprak prof. dr. J. A. Knottnerus, voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Hij wees erop dat een steeds grotere groep mensen die los zijn van instituties, behoefte heeft aan zingeving. Er is maatwerk nodig om die in de geestelijke gezondheidszorg te bieden. Daarbij is de rol van de VGVZ essentieel, aldus prof. Knottnerus. Hij wees erop dat de geestelijke gezondheidszorg inzetbaar dient te zijn voor mensen van allerlei levensbeschouwelijke afkomst, waarbij een toenemende professionalisering van de werkers moet plaatsvinden. Hij vindt onderzoek naar de effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg nodig.