„Laat psychische hulpverlening en pastoraat samenwerken”
NIJMEGEN – Toen een man brak met een gezelschap waar men geesten van overledenen opriep, werd een vervloeking over hem uitgesproken. Deze trad binnen enkele dagen in werking.
De gezonde man kreeg de toegewenste verschijnselen, stortte psychisch in, raakte zijn werk kwijt en verblijft nu in een gezinsvervangend tehuis. Het was een van de voorbeelden die dr. M.J. Paul maandagavond gebruikte, toen hij sprak voor artsen en studenten van de Christian Medical Fellowship in Nijmegen. De lezing ging over psychiatrie en het geloof in demonische invloeden.
Dr. Paul stelt vast dat in het wetenschappelijk westers wereldbeeld geen ruimte is voor geloof in demonen. „Wie zich als psycholoog of psychiater beperkt tot een wetenschappelijke classificatie, zal nooit demonische invloeden opmerken. Maar er is meer tussen hemel en aarde dan velen opmerken”, aldus dr. Paul.
De christelijke psychiater B. O. De Vries, door dr. Paul geciteerd, beschreef in het boek ”Niet te geloven?!” het geval van een jonge volwassen man die altijd werd geplaagd op school. Hij ging een teruggetrokken leven leiden, las boeken over magie en kwam in de macht van geesten. Door pastorale bediening werd de man verlost uit deze machten, schrijft De Vries. „Wegens zijn dreigende houding hielden wij hem vast. En zo spraken wij tijdens ons gebed de boze geest aan en gelastten die te vertrekken in de naam van de overwinnaar Jezus Christus. Hij kreeg daarop een sterke verkramping, die deed denken aan een insult, een soort toeval. Daarna werd hij volledig ontspannen. Hij wist zich later het gebeuren niet meer te herinneren, maar het markeerde wel een belangrijk punt in de bevrijding van zijn gebondenheid door demonen.”
Volgens dr. Paul ligt hier voor christelijke hulpverleners een geweldige taak, en een voorsprong op niet-christelijke collega’s. „Erken ook de eigen grenzen”, zo hield hij zijn gehoor voor. „Als u het niet aandurft, om zoals De Vries met demonische krachten om te gaan, schakel dan deskundige pastores in. Ze zijn er gelukkig in toenemende mate!”
Dr. Paul bepleit Bijbelonderzoek op uitspraken over dit terrein. Zo was Lukas een arts, die duidelijk onderscheid maakt tussen gewone ziekten en boze geesten. „Het is mogelijk dat Lukas te weinig wist van het onderscheid, maar durven we dit ook van Jezus te zeggen? Welke normativiteit heeft het voor ons dat Hij geesten onderkent, bestraft en uitdrijft? Bij de maanzieke jongen bestraft Jezus de boze geest. Er is dus niet zomaar sprake van epileptische aanvallen, en zijn discipelen worden opgeroepen tot geloof, bidden en vasten om dergelijke geesten uit te drijven. Wat vinden we van die diagnose? Jezus geeft het geestelijk gezag over de demonen aan zijn discipelen en de kerk.”
Dr. Paul wil de normativiteit van de Bijbel leggen naast de vele praktijksituaties. Daarom bepleit hij een samenwerking tussen psychische hulpverlening en pastoraat. „Ik hoop dat theologen, christelijke deskundigen op het gebied van de psyche en leden van bevrijdingsteams elkaar zullen naderen in de discussies om elkaar te steunen in het gemeenschappelijke doel: het helpen van de mens in nood, tot eer van Gods naam.”