Kerk & religie

De Waarheidsvriend

Onder de titel ”Het hart tussen de oren” schrijft theoloog en psychiater drs. P. J. Verhagen in De Waarheidsvriend (orgaan van de Gereformeerde Bond) een eerste artikel in een serie over lichamelijkheid. Hij reageert onder andere op het boek ”Wij zijn ons brein” van prof. Dick Swaab.

17 June 2011 20:10Gewijzigd op 14 November 2020 15:28
Drs. P. J. Verhagen reageert op het onlangs verschenen boek van Dick Swaab. Foto RD
Drs. P. J. Verhagen reageert op het onlangs verschenen boek van Dick Swaab. Foto RD

„Zou dat nu moeten betekenen dat heel ons spreken herzien moet worden? Dat we niet meer over het hart kunnen spreken zoals we dat gewoon zijn? Dat het hart niet langer het symbool is van de liefde, om maar iets te noemen? Een warm kloppend hart spreekt dan toch veel meer tot de verbeelding dan een grijze massa?

Afgezien van dat mensen dat beeld ook niet zomaar kunnen of willen loslaten of veranderen, lijkt het me ook niet noodzakelijk. Als we ons maar realiseren dat ons hart tussen onze oren zit.

Het zou overigens wel de moeite waard zijn om stil te staan bij de complexe wereld van ons brein. Dat wordt wel de meest complexe structuur in het heelal genoemd. Inderdaad, vergeleken daarmee is het hart een eenvoudige pomp.

Door nieuwe technieken weten we steeds meer over onze hersenen – de ontdekkingen volgen elkaar in hoog tempo op. En we weten nog lang niet alles. Waarom slapen we eigenlijk? Hoe werkt ons geheugen? En zo is er veel meer te vragen.

We kunnen ons over het lichaam verwonderen. Hoe waarderen we dan onze lichamelijkheid? Opvallend is dat de Twaalf Artikelen van geen ziel weten. Dat is wellicht op te vatten als een heilzame waarschuwing. Alles is geschapen, alles is stof, wijzelf niet uitgezonderd, binnenkant en buitenkant.

Wij geloven in de opstanding van het vlees of, zoals sommigen plegen te zeggen, de opstanding van het lichaam. En zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus heeft ook niet alleen maar aandacht voor het hogere. „Ik ben met lichaam en ziel eigendom van mijn Zaligmaker.”

Trouwens, „onze goede God” zag de „lichamelijke en geestelijke dood” waarin de mens zich gestort had (NGB, art. 17). Is de lichamelijkheid die in deze toch cruciale teksten benoemd wordt misschien te veel als ‘en passant’ opgevat?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer