Werkweek van veertig uur
Nederland krijgt voorlopig geen werkweek van veertig uur. Zaterdag kwam werkgeversvoorzitter Schraven met het voorstel om de werktijd te verlengen, maar vakbonden, Tweede-Kamerleden en minister Zalm van Financiën stonden meteen met spelden klaar om het ballonnetje lek te prikken.De kritiek dat de verlenging van de werkweek in deze tijd van economische recessie zal leiden tot een nog hogere werkloosheid is op zich terecht, maar de hakken worden wel erg snel in het zand gezet. Er moet toch op z’n minst een serieuze discussie over dit onderwerp mogelijk zijn. Zeker als naar de argumenten van de voorzitter van VNO-NCW wordt gekeken.
De veertigurige werkweek is volgens Schraven allereerst nodig om de verslechterde concurrentiepositie van Nederland te verbeteren. Daar maakt de werkgeversvoorzitter een belangrijk punt. Door de hoge arbeidskosten, maar ook door onder meer de dure euro heeft het Nederlandse bedrijfsleven het moeilijk. Maar als het productieapparaat meer uren wordt benut, leidt dat tot een hogere en efficiëntere productie, en dat is gunstig.
Een tweede argument van Schraven is dat de langere werkweek nodig is om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. De komende jaren zal een groot aantal werknemers met pensioen gaan. Hierdoor is de kans groot dat er op de arbeidsmarkt tekorten zullen ontstaan. Een veertigurige werkweek kan dit probleem verminderen.
Het invoeren van langere werktijden is ook gunstig als deze binnen een bepaalde bandbreedte flexibel kunnen worden ingevuld. Een voordeel hiervan is dat dan kan worden ingespeeld op de behoeften van bedrijven of instellingen.
Het voorstel van Schraven werd echter meteen van tafel geveegd. De vakbonden FNV en CNV vinden zijn plan niet van deze tijd, omdat werknemers tegenwoordig steeds meer hun eigen werktijden zouden bepalen. Weliswaar is dat in zekere zin het geval, maar een feit is dat in tal van CAO’s die uitgaan van een werkweek van bijvoorbeeld 36 of 38 uur geen mogelijkheid bestaat om langer te gaan werken.
Als wordt besloten om langer te gaan werken, is dat een trendbreuk. De arbeidstijd daalde van 65 uur in 1900 naar 40 uur per week in de jaren zeventig. In 1982 werd vanwege de grote economische problemen besloten nog een stap verder te gaan. In het zogenoemde Akkoord van Wassenaar besloten kabinet, werkgevers en vakbonden tot een verdere arbeidstijdverkorting.
De achterliggende gedachte was dat korter werken leidt tot nieuwe werkgelegenheid. Bij sommige bedrijven en instellingen is dat inderdaad gelukt, maar vrij vaak is de arbeidstijdverkorting ook gebruikt als een bezuiniging. Omdat werknemers korter gingen werken, kregen ze minder loon, terwijl er geen extra personeel werd aangetrokken. De werknemers moesten hetzelfde werk doen, maar dan in minder tijd.
Schraven deed zijn voorstel in het kader van het voorjaarsoverleg van kabinet en sociale partners begin juli, waarin zij praten over maatregelen om de Nederlandse economie te versterken. Gezien de kritische opstelling van Zalm en de vakbonden zit een arbeidstijdverlenging er nog niet in. Maar belangrijk is wel dat de komende tijd eens serieus naar deze optie wordt gekeken.