Europa verdeeld over bijdrage banken aan Griekenland
BRUSSEL – Druk beraad dezer dagen over Griekenland. De EU probeert overeenstemming te bereiken over verdere steun.
Waarover moeten besluiten vallen?
Eén: de uitbetaling van het vijfde partje, de vijfde tranche van 12 miljard euro, van de vorig jaar door EU en IMF toegezegde in totaal 110 miljard. Twee: een uitbreiding, voor gebruik op een later tijdstip, van die 110 miljard met tientallen miljarden. Dit laatste is nodig omdat alles erop wijst dat Griekenland, anders dan eerder gedacht, ook in 2012 nog niet zelf kan lenen op de kapitaalmarkt. Wellicht wordt die beslissing uitgesteld tot juli of september.
Welke scheidslijnen tekenen zich af in het overleg?
Duitsland en Nederland en ook Finland en Oostenrijk lijken alleen hun fiat te willen geven aan een aanvulling op de 110 miljard als banken, verzekeraars en pensioenfondsen eveneens over de brug komen. Deze landen vinden de Europese Centrale Bank (ECB) lijnrecht tegenover zich. Die wijst zo’n aanpak af, uit vrees voor de gevolgen. Frankrijk en Spanje voelen er evenmin voor. Nieuwe toekenningen uit het noodfonds hebben de goedkeuring nodig van elk van de lidstaten.
Hoe gaat een bijdrage van de private financiële instellingen in zijn werk?
We praten dan over het zogenoemde doorrollen van de schuld. Een mogelijkheid is om de aflossingstermijn van de uitstaande kredieten te verlengen, waardoor de vermogensverschaffers langer moeten wachten op de terugbetaling. Ook kan gekozen worden voor het beëindigen van de lopende contracten, waarna de beleggers voor eenzelfde bedrag nieuwe obligaties ontvangen, eventueel met gewijzigde bepalingen, bijvoorbeeld op het punt van het rentepercentage.
Zal er bij de betrokken bedrijven en fondsen bereidheid zijn daaraan mee te werken?
Dat ligt niet voor de hand. De meeste investeerders zullen er op dit moment de voorkeur aan geven hun belangen in Griekenland af te bouwen. Het zal dus flinke drang ofwel zachte dwang vragen om hun medewerking te verkrijgen. De ECB zou financiële spelers die meedoen, kunnen belonen door hen soepeler te behandelen bij het periodiek verstrekken van liquiditeiten aan hen.
Welke risico’s zijn aan deze aanpak verbonden?
Het gevaar schuilt erin dat de kredietbeoordelaars Moody’s, Standard & Poor’s en Fitch de operatie misschien beschouwen als niet vrijwillig. Daarmee merken zij de gang van zaken tevens aan als een vorm van wanbetaling van de zijde van Griekenland. Dat voldoet in dat beeld niet langer aan zijn verplichtingen en roept daarmee als het ware het faillissement over zich af.
De kans bestaat dat die situatie grote onrust veroorzaakt binnen de financiële sector. Zo zijn verzekeraars dan gedwongen tot uitbetaling over te gaan aan beleggers die bij hen het risico’s dat zij hun geld niet terugkrijgen via zogeheten credit default swaps (CDS’s) hebben afgedekt. Van het een komt het ander. Niemand weet wat er precies zal gebeuren, maar iedereen herinnert zich maar al te goed de dramatische gevolgen van de ondergang van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers in september 2008.
Wat is de betrokkenheid van Nederlandse partijen bij Griekenland?
Minister De Jager (Financiën) vermeldde begin deze week een bedrag van 3,7 miljard euro voor de banken. Dat is het cijfer van december 2010. Bij verzekeraars en pensioenfondsen zou het enkele miljarden betreffen.
Een inventarisatie van twee dagen terug door de NOS kwam uit op 1,4 miljard voor zowel ING als ABN AMRO, 120 miljoen voor Delta Lloyd en 5 miljoen voor Aegon. Deze ondernemingen hebben blijkbaar de afgelopen tijd Griekse obligaties verkocht, waarschijnlijk aan de ECB, die sinds vorig jaar mei een opkoopprogramma hanteert. In ieder geval zijn de belangen van Nederland veel kleiner dan die van vooral Franse banken.
Dus in Nederland hebben we niet veel te duchten?
Dat is een voorbarig conclusie. We praten alleen over directe risico’s. Als het uit de hand loopt en allerlei kettingreacties optreden, weet je niet waar we uitkomen. Dan blijft ook Nederland niet buiten schot.