Allochtone leerling doet het beter; autochtoon kind houdt achterstand
AMSTERDAM – Het achterstandenbeleid in het onderwijs werkt wel voor leerlingen van buitenlandse afkomst, maar veel minder voor kinderen die in Nederland geboren en getogen zijn.
Daarom is het raadzaam dat de overheid scholen opnieuw de mogelijkheid biedt om in het achterstandenbeleid rekening te houden met de afkomst van leerlingen.
Dat blijkt uit een studie van het Kohnstamm Instituut en onderzoeksinstituut ITS over de periode 1994 tot en met 2007, die woensdag is gepubliceerd. Het onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Allochtone leerlingen die met een achterstand beginnen aan de basisschool hebben deze aan het eind van groep 8 ingelopen. Autochtone achterstandsleerlingen blijven echter deze achterstand houden en raken soms zelfs nog verder achterop. De groep leerlingen met laagopgeleide ouders heeft ondanks extra aandacht voor hun leerprestaties ook in groep 8 nog een aanzienlijke achterstand in lezen en schrijven. Het voorgezet onderwijs laat ongeveer hetzelfde beeld zien.
Autochtone achterstandsleerlingen zijn de laatste jaren slechter gaan presteren, zo blijkt uit het onderzoek. Het is niet duidelijk waar het verschil door komt. Daarvoor is volgens wetenschapper Guuske Ledoux van het Kohnstamm Instituut extra onderzoek nodig.
„We weten wel dat het te maken kan hebben met bijvoorbeeld te lage verwachtingen van leerkrachten, een zwakkere kwaliteit van de school, opvoedings- of gedragsproblemen of te weinig financiële middelen”, aldus de onderzoekster.
Scholen hebben decennia geleden al een achterstandenbeleid opgezet om alle kinderen dezelfde kansen te geven. „Toen er steeds meer allochtone kinderen op Nederlandse scholen kwamen, ging de aandacht met name daarheen, waardoor het lijkt of de groep autochtone achterstandskinderen stil heeft gestaan.”
Het ministerie van Onderwijs probeert al jaren de ongelijkheid in schoolprestaties die samenhangt met sociaal milieu en etnische herkomst te verminderen. Ledoux denkt dat het helpt als er hernieuwde aandacht komt voor de autochtone achterstandsleerlingen. „Dat hoeft niet zozeer met geld, ik denk eerder aan een andere benadering.”
De onderzoekers werpen de vraag op of het niet zinvol zou zijn om in het onderwijsachterstandenbeleid weer rekening te houden met de afkomst van leerlingen. De toenmalige minister van onderwijs, Van der Hoeven, schrapte die component in 2006, omdat zij ervan uitging dat het opleidingsniveau van de ouders bepalend was.