Het bizarre leven van Roald Dahl
Als de „stokoude halfzuster” van de Britse schrijver Roald Dahl een ongeluk veroorzaakt, waardoor de neus van broertje Roald „erbij bungelt aan een klein reepje huid”, naait dr. Dunbar het reukorgaan gewoon weer aan. Dahl verhaalt van het voorval in de autobiografie ”Boy”, die samen met ”Solo” in één band is uitgegeven.
De avonturen houden niet op als Dahl eenmaal volwassen is. Hij vliegt voor de Engelse luchtmacht boven Afrika en Griekenland terwijl er een wereldoorlog woedt. „Toen ik mijn toestel weer recht trok, vloog ik (…) een meter of zes boven de grond. Dat is beneden het niveau van de daken en levensgevaarlijk met een dergelijke snelheid. (…) Een snelle blik in mijn spiegel vertelde me dat er een heel stel 109’s op mijn staart zat. Ik ging nog lager. Ik vloog zo laag dat ik nota bene haasje-over moest spelen over de lage olijfbomen (…). Ik wist dat de Duitsers me niet konden raken tenzij ze op dezelfde hoogte gingen vliegen en zelfs als ze dat deden, zouden ze zo veel concentratie nodig hebben (…) dat ze nooit tegelijkertijd raak zouden kunnen schieten”
Van de vijftien jongens met wie Roald Dahl (1916-1990) leerde vliegen, kwamen er dertien om in de lucht. Opzienbarend dus dat Dahl de gebeurtenissen wel kan navertellen. Hij doet dat in ”Solo” voor jongeren, die hij rechtstreeks aanspreekt: „Ik heb je al verteld…” Dat klinkt gedateerd, maar een schrijver als hij kan het zich permitteren. Hoewel Dahl ”Boy” en ”Solo” halverwege de jaren 80 voor het eerst publiceerde, zijn de verhalen nog altijd adembenemend, ook voor volwassenen. De uitvoering ervan had meer zorg verdiend. Zowel van de auteur, die ze ontsierde met enkele vloeken, als van de uitgever, die een rijtje tik- en stijlfouten lieten staan.
Een biografie van een volwassene, geschreven voor jongeren – zo’n genre kom je zelden tegen. Dahl zou Dahl niet geweest zijn als hij een standaardlevensloop had geschreven. Van zijn hand daarom evenmin een chronologisch verslag vol details die er niet toe doen. Nee, Dahl kiest ervoor uitsluitend „de bijzondere dingen” op te schrijven. „Sommige zijn grappig”, zegt hij. „Sommige zijn pijnlijk. Ik denk dat het daardoor komt dat ik me ze zo levendig herinner.”
Daarmee lijkt de auteur niet te veel te zeggen. Zijn geheugen laat hem kennelijk bepaald niet in de steek. Complete dialogen weet hij een halve eeuw na dato letterlijk te citeren. Of… komt hier toch ook een vleugje fantasie aan te pas? „Alles is waar gebeurd”, beweert Dahl. Het resultaat is –hoe dan ook– een boek vol fascinerende verhalen met een sterke plot, bizar, humoristisch en goed geschreven. Kortom, minder fictief en surrealistisch misschien, maar toch een boek zoals je van Dahl gewend bent.
Een horizontaal boek ook. „Naar de kerk gaan is nooit een gewoonte van mij geworden”, schrijft Dahl. Verderop wijt hij dit mede aan een schoolhoofd dat op brute manier leerlingen afranselde. „Begrijp je nu waarom het gedrag van die man mij zo raadselachtig voorkwam? Hij was in die tijd behalve schoolhoofd ook een gewone dominee. En daar zat ik in het schemerige licht van de schoolkapel te luisteren naar zijn preek over het Lam Gods en over genade en vergevingsgezindheid, dus mijn jonge geest raakte totaal in de war (…)” De ranselende dominee zou later aartsbisschop van Canterbury worden. „Dit alles maakte dat ik begon te twijfelen aan de godsdienst en zelfs aan God.”
Dahl deed er geen goed aan klakkeloos aan te nemen dat allen die zich christen noemen dat ook werkelijk zijn, maar dit maken zijn ervaring én de consequentie ervan niet minder tragisch. Ook in zijn veelgelezen werk komt de auteur immers nooit verder dan dat de mens slecht en onbetrouwbaar is. Een oplossing –beter: een Verlosser– ziet hij niet.
Boekgegevens
”Autobiografie. Boy & Solo (1916-1941)”, Roald Dahl; uitg. De Fontein, Baarn, 2011; ISBN 978 90 261 2888 2; 382 blz.; € 19,95.