Stoomtrein als oproep tot zendingsarbeid
De dogmaticus Herman Bavinck hoorde in de gebeurtenissen in de wereld Gods bevel weerklinken om het Evangelie over de aarde te verspreiden. Een les voor christenen van nu, vindt drs. Willem-Jan de Wit.
We hebben iemand nodig die in staat is de „brief te lezen en te verstaan” die „Christus thans zelf in de tekenen van onze tijden aan Zijn gemeente op aarde” richt. Dat stelt de bekende dogmaticus Herman Bavinck (1854-1921) tijdens de jaarvergadering van de Vrije Universiteit in 1910 en daarom pleit hij voor de instelling van een leerstoel zendingswetenschap.
Zelf doet hij in zijn betoog al een eerste poging om de tekenen der tijden te verstaan. Wat betreft de inwendige zending (zending binnen Nederland) benadrukt hij de roeping van de kerk tegenover de maatschappij van zijn dagen: „Daar ligt aan het socialisme van deze tijd een diepe ernst ten grondslag. Als we het beluisteren in zijne diepste verzuchting, dan is het de bede: kom over en help ons, opdat wij niet geestelijk en zedelijk van ellende omkomen, in de diepte wegzinken en vergaan.”
Bij zijn oproep tot uitwendige zending (zending wereldwijd) wijst hij onder andere op de opkomst van de trein: „Spoorwegen snijden door het hart van Azië heen, verbinden Engeland en Duitsland en Rusland met Korea en China en Japan. Van Caïro baant de stoom zich een weg tot Kaapstad toe. (…) In enkele dagen reist men de wereld rond.” Waarschijnlijk doelt hij met ”de stoom” op zowel stoomtrein als stoomboot: een eeuw geleden werd al wel druk gewerkt aan een doorlopende spoorlijn van noord naar zuid, maar deze is tot op heden nooit voltooid.
Hoe dan ook, voor Bavinck is de diepere betekenis duidelijk: „Het is een machtige roepstem, die daarin van Godswege tot ons komt. Hij herhaalt in den wonderen gang der wereldgebeurtenissen Zijn bevel: predik het Evangelie aan alle creaturen.” Vervolgens doet hij een appel op zijn gehoor: „Zullen wij ons aansluiten bij dezen triomftocht van het Evangelie in de wereld der heidenen? (…) De zending moet een zaak worden van allen, van de deputaten en kerkraden niet alleen, maar van alle gemeenten en van al haar leden.”
Nu zijn de tekenen der tijden zelden eenduidig. De stoom staat niet op zich. Achter de internationale trein zit de koloniale expansiedrift. We vragen ons nu af: Deed de kerk er goed aan mee liften of had ze zich er duidelijker tegen moeten keren?
En wat te denken van het resultaat van de zending? In 1911 zegt Bavinck tijdens een zendingsconferentie: „Bij toenemend ongeloof in de christenlanden plant de zending de ene gemeente van Christus na de andere in de wereld der heidenen. Zending is wellicht tegenwoordig de krachtigste apologie van het christelijk geloof.”
Kunnen wij nu, een eeuw later, de honderden miljoenen christenen in Afrika en Azië als tastbaar godsbewijs zien, tegen alle westerse secularisatie in?
In 1910 schreef Bavinck in een Amerikaans tijdschrift, somberder: „Het is slechts een schrale troost dat, tegenover de afval in de beschaafde wereld, in de heidenwereld het zendingswerk voortgaat. Terwijl duizenden en miljoenen in het eerstgenoemde gebied het christendom de rug toe keren, (…) zijn er op het zendingsveld slechts tientallen en honderden die in waarheid tot het christendom worden bekeerd.” Ook nu is het nader beschouwd misschien niet alles goud wat er blinkt in het wereldchristendom.
Magnalia Dei
Hier in Egypte ziet de een de revolutie als een verhoring van jarenlange gebeden, terwijl de ander vreest voor de verslechtering van de positie van christenen en de kerk. Het is gemakkelijk om de gedachte dat Christus in de tekenen der tijden een brief tot ons zendt als een romantisch idee terzijde te schuiven: als er al tekenen zijn, dan lukt het toch niet om ze te verstaan.
In zijn diepzinnige ”Wijsbegeerte der Openbaring” wijst Bavinck er echter op dat we Gods wil achter het wereldgebeuren in het bijzonder aan het kruis kunnen zien. Verdergaand op dat spoor ben ik geneigd te zeggen: als de Heere der heerlijkheid Zich paradoxaal genoeg geopenbaard heeft in de gestalte van de Knecht zonder gedaante noch heerlijkheid aan het kruis, dan hoeven andere tekenen in deze wereld ook niet eenduidig en glorieus te zijn om toch, zij het ook gebroken, verwijzingen van en naar God te zijn.
Dat brengt mij terug bij de trein van Caïro. Wat Bavinck moeilijk kon bevroeden, is dat niet alleen het Evangelie maar ook zijn eigen boeken tot aan de einden der aarden bekend zouden worden. Zijn boek ”Magnalia Dei” is niet alleen in het Engels en het Chinees, maar ook in het Koreaans en het Arabisch vertaald.
Er zijn heden ten dage Koreaanse theologen met een serieuze belangstelling voor zijn werk. Een collega van mij laat aanstaande Egyptische predikanten ook vaak iets van Bavinck lezen.
Gemeentestichting
Deze week studeerden ruim twintig mensen af aan ons seminarie. Velen van hen zullen de trein naar het zuiden pakken om als predikanten te gaan werken in gemeenten in Opper-Egypte. Misschien ontstaat er in de trein al een goed gesprek. Zoals een student pas zei: „Sinds de revolutie komen medepassagiers vaker dan voorheen uit zichzelf met belangstellende vragen over wat ik als christen geloof.”
Anderen blijven in Caïro. De Egyptische bevolking groeit en rond Caïro verrijzen wijken met appartementencomplexen om letterlijk miljoenen mensen te huisvesten. De kerk in Egypte heeft dit als een teken opgevat dat er actief aan gemeentestichting moet worden gewerkt. Als er niets gebeurt, raken christenen die in hun dorp wellicht bijna dagelijks in de kerk kwamen in de massale nieuwbouwwijken opeens de band met de kerk kwijt.
Wie verwacht in Egypte een door verdrukking gelouterde volmaakte kerk aan te treffen, komt bedrogen uit. Maar wie geen enkel hoopvol teken ziet, moet misschien nog leren kijken.
De auteur werkt voor de Gereformeerde Zendingsbond als docent Bijbelse vakken aan het Evangelical Theological Seminary in Cairo en is bezig met een proefschrift over onder andere Herman Bavinck. Op weblogs.refdag.nl schrijft hij over Egypte.