Eendrachtig
Hand. 2:1
„En als de dag van het pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen.” Christus’ discipelen hadden de laatste tijd meer dan gewoonlijk samen gebeden, hoofdstuk 1:14, en hierdoor hadden zij elkaar meer lief. Door Zijn genade had Hij hen toebereid voor het ontvangen van de Heilige Geest, want die gezegende duive komt niet waar rumoer en gedruis is; zij zweeft over stille, niet over onstuimige wateren.
Wensen wij dat de Geest van Boven over ons uitgestort zal worden? Laten wij eendrachtig zijn, niettegenstaande verschil van gevoelen en belangen, dat ongetwijfeld onder deze discipelen bestaan heeft. Laten wij overeenkomen om elkaar lief te hebben, want: waar broeders samenwonen, aldaar gebiedt de Heere de zegen.
Matthew Henry predikant te Engeland
(Verklaring van het Nieuwe Testament”, 1714)