Een luisterend oor voor de agent
De Tuin van Bezinning in Warnsveld is een nationaal herdenkingsmonument waar de namen van omgekomen politiemensen in staal zijn gegraveerd. Vandaag heeft er de jaarlijkse herdenking plaats. Ook Ingrid Rots, geestelijk verzorger bij de Friese politie, zal er aanwezig zijn.
De Friese politie is een van de drie korpsen die een eigen geestelijk verzorger in dienst hebben. Ingrid Rots heeft een heel eigen positie: ze staat los van de hiërarchie, ze is er voor alle medewerkers en kent als geen ander ”het andere verhaal” achter het politiewerk.
Ingrid Rots (51) is een politievrouw in hart en nieren. Haar oren en ogen zijn haar wapens: ze luistert en geeft aandacht op het moment dat dit nodig is. „Ik heb een prachtige baan”, zegt ze in haar kantoor in Joure. Ze is bewogen met mensen, bewogen met het onderwerp waar ze over praat. Vijfentwintig jaar werkte ze in politie-uniform, haar laatste functie was die van wijkchef in Utrecht. Intussen studeerde ze theologie. Toen die studie afgerond was, in 2002, nam ze ontslag in Utrecht om als geestelijk verzorger aan het werk te gaan in Friesland. Ze heeft geen rang meer en geen uniform. Ze heeft nadrukkelijk een burgerfunctie binnen het korps. „Het uniform is verbonden met de hiërarchie. Ik moet juist onafhankelijk tussen de mensen kunnen staan en werken.”
In 1988 ging in Amsterdam de eerste geestelijk verzorger bij de politie aan de slag. Dat was Nol Smolders (1932-2008), lid van de orde der augustijnen. Hij was aalmoezenier geweest bij Defensie, en toen hij op zijn 55e met pensioen ging, bood hij toenmalig korpschef Nordholt zijn diensten aan. Hij wilde graag in het Amsterdamse korps aan het werk. Smolders maakte door zijn manier van aanwezig zijn een verbluffende indruk binnen het korps. „Iédereen kende Nol. Hij stond altijd voor de mensen klaar. Hij verwoordde dat zelf prachtig. Het gaat om het pastoraat van de nabijheid, zei hij.”
Ingrid Rots studeerde theologie in Amsterdam aan de Hogeschool Katholieke Leergangen (1995-2002). Daarnaast heeft ze twee jaar geleden aan de Rijksuniversiteit Groningen de masteropleiding geestelijke verzorging afgerond. Ze weet dat „politiewerk leidt tot zingevingsvragen.” In haar werk komt de andere kant van het verhaal ter sprake. Wat doet het met de agent als hij een ernstig verkeersongeluk moet afhandelen en de familie moet worden ingelicht? Of als hij iemand aantreft die zichzelf door verhanging van het leven heeft beroofd? Of als hij bij de aanhouding van een verdachte te maken krijgt met hevig verzet? Bij zulke ingrijpende gebeurtenissen kan Rots vanuit haar deskundigheid en vertrouwensfunctie politiemensen bijstaan; hen helpen bij het verwerken ervan. Dat doet ze onder meer via individuele gesprekken.
Daarnaast organiseert ze gesprekken met groepen politiemedewerkers, „over zingeving, morele en existentiële vragen.” Ze is van huis uit rooms-katholiek, maar haar werk overstijgt, zegt ze, de grenzen van de kerken. Ze wil er zijn voor alle medewerkers. Ze verzorgt ook de intervisie voor de politiemensen die deel uitmaken van het bedrijfsopvangteam. Elke maand spreekt ze met hen over de ingrijpende gebeurtenissen waarbij agenten zijn ingezet: van ernstige auto-ongelukken tot geweldsincidenten.
Een van de onderwerpen waarin ze zich heeft gespecialiseerd is rouwverwerking. In het kader van haar studie keek ze naar de rol en de betekenis van monumenten, herdenkingen en rituelen voor nabestaanden van omgekomen politiemensen. Sinds 1946 zijn er in Nederland 157 politiemensen tijdens of als gevolg van de uitoefening van hun functie om het leven gekomen. In de meeste gevallen was een verkeersongeval de doodsoorzaak. „Bijvoorbeeld agenten die onderweg waren naar een spoedmelding.”
Drieëntwintig politiemensen kwamen om het leven als gevolg van geweld door burgers tijdens of door de uitoefening van hun functie. „In de meeste gevallen werden deze slachtoffers doodgeschoten of doodgestoken.” Gemiddeld gebeurt dat één keer in de drie jaar.
De gewelddadige dood van een politieman heeft altijd landelijke impact. In april kwam in het Groningse Baflo een 48-jarige agent om bij een ernstig schietincident. In het hele land werd met grote verslagenheid gereageerd op het overlijden van de collega. „Ons korps rouwt om het verlies van een collega. Dit is een inktzwarte dag”, zei de Groningse korpschef Oscar Dros. Burgemeester Rehwinkel verwoordde het verdriet: „Groningen rouwt! Dit is een grote klap voor het regiokorps Groningen. Een verschrikkelijk bericht.”
Ingrid Rots praat in dezelfde termen als ze beschrijft hoe groot het verdriet was om het verlies van collega’s door schietpartijen in 2008 en 2004, vóór Baflo de twee meest recente. „Iedereen herinnert zich de namen van hoofdagent Gabriëlle Cevat, die op 9 juli 2008 in Amstelveen werd doodgeschoten, en van Jan Wind, die op 30 september 2004 omkwam bij een schietpartij op de Noorderhagen in Enschede.” Als zoiets gebeurt, blijkt dat het hele Nederlandse politiekorps –ongeveer 50.000 politieambtenaren– één is en rouwt. Bij de uitvaart van korpseer van Jan Wind waren ruim 2000 geüniformeerde politiemensen uit heel Nederland aanwezig en hingen op alle politiebureaus in het land de vlaggen halfstok. De onderlinge saamhorigheid en collegialiteit zijn dan heel zichtbaar en voelbaar. Uit het hele land komen steunbetuigingen.
Sinds maart 2006 is er in Warnsveld de Tuin van Bezinning, een nationaal herdenkingsmonument waar alle namen van omgekomen politiemensen in staal staan gegraveerd. Het monument heeft de vorm van een acanthusblad. Het initiatief voor het monument werd genomen door commissaris Anita Hazenberg, toentertijd directeur van de nationale School voor Politie Leiderschap (SPL). Tijdens een werkbezoek aan Schotland in 2005 bezocht zij een memorial voor omgekomen politiemensen. Zij realiseerde zich dat in Nederland zo’n collectief monument ontbrak.
Rots: „De Tuin van Bezinning heeft voor nabestaanden uit de kring van familie en collega’s diverse betekenissen. Het monument is een landelijke erkenning van het verlies van mensenlevens en van het daarmee verbonden verdriet en lijden. Ook drukt het respect en waardering voor het politiewerk uit. Het monument vestigt de aandacht op de risico’s van het politiewerk en de offers die het heeft gevraagd en in de toekomst zou kunnen vragen.”
De Tuin van Bezinning is ook „een betekenisvolle plek om naartoe te gaan”, zo weet Rots door interviews die ze in het kader van haar scriptie voerde. „Een collectieve plek om de slachtoffers te herdenken en te herinneren aan wat er is gebeurd.” Op 11 juni 2009 werd Gabriëlle Cevat tijdens de jaarlijkse herdenkingsceremonie in de Tuin van Bezinning met naam genoemd en officieel herdacht. Zij was het eerste geweldsslachtoffer dat sinds de oprichting van de Tuin van Bezinning te betreuren viel. „Ongeveer vijftig naaste collega’s van Gabriëlle Cevat waren aanwezig. Het bijwonen van de landelijke herdenkingsceremonie kan positief bijdragen aan het proces van verliesverwerking.”
Ingrid Rots onderhoudt op grond van haar functie contacten met de nabestaanden van de zeven omgekomen politiemensen die namens het Friese korps in de tuin worden herdacht.
Sinds enkele jaren bestaat de campagne ”Handen af van onze helpers”. Rots weet uit gesprekken met agenten wat voor impact geweld heeft. Fysiek, maar ook verbaal geweld ráákt dienders. „Hoe reageer je als je allemaal verwensingen naar je hoofd geslingerd krijgt? Wat doet dat met je? Daar spreek ik ook met hen over.”
Een grote rol in het huidige uitgaansgeweld spelen overmatig drankgebruik en verdovende middelen. „De grenzen zijn overschreden. Ook partners zijn soms bezorgd en angstig als hun geliefde de nachtdienst ingaat.”
Sinds januari heeft Ingrid Rots de ”kerkelijke zending” zoals dat in de Rooms-Katholieke Kerk heet. Daarmee heeft haar werk een officiële verbondenheid met een kerk gekregen. Iets waar ze blij mee is. „Het Grote Verhaal is voor mij belangrijk. Daar put ik uit. Met de zending weet ik me in mijn werk als geestelijk verzorger gesteund. De kerk toont daarmee ook haar betrokkenheid bij de samenleving, bij het wel en wee van alle politiemensen.”