Vermeende strijd tussen geloof en wetenschap
Is geloof in strijd met de wetenschap?
In 1896 schreef Andrew D. White twee dikke delen over de verhouding tussen geloof en wetenschap: ”A History of the Warfare of Science with Theology in Christendom”. Vooral het woord ”warfare” valt op. Geloof en wetenschap bevinden zich blijkbaar in een voortdurende strijd. In zijn voorwoord vat White zijn visie samen: waar godsdienst zich met de wetenschap ging bemoeien, heeft dat altijd ellende opgeleverd voor zowel de godsdienst zelf, als voor de wetenschap. White concludeerde dat de strijd inmiddels wel zo ongeveer was beslecht. De wetenschap had gewonnen.
Niets is echter minder waar, zo blijkt na 115 jaar. Nog steeds zijn er wetenschappers die deze strijd met grote inzet voeren. Zij moeten zich daarbij wel van andere gegevens bedienen dan White. Inmiddels gelden zijn boeken als achterhaald en op sommige punten zeer misleidend (bijvoorbeeld zijn verslag van de veroordeling van Galileï). Maar één overtuiging hebben zulke wetenschappers in ieder geval met hem gemeen – de relatie tussen geloof en wetenschap is er een van ”warfare”.
Sciëntisme
Lang niet alle wetenschappers denken zo. Het is een bepaalde groep van mensen, met een specifieke opvatting over wat wetenschap is. Meestal gaat het om goede of zelfs zeer goede vakwetenschappers – zelden hebben ze zich echter verdiept in de wetenschapsfilosofie. Hun visie op wat wetenschap is, is zodoende vaak wat vaag en intuïtief. Het gebeurt nogal eens dat ze kritiekloos de gangbare regels van hun eigen vakgebied verheffen tot de vereisten van alle wetenschap.
In het Engels wordt hun wetenschapsopvatting vaak aangeduid als ”scientism”. Ik zal hier spreken over sciëntisme en over sciëntisten. Meerderen van hen hebben prijzen ontvangen voor hun wetenschappelijk werk, zijn beroemd geworden door hun aansprekende boeken en beïnvloeden zodoende op diepgaande wijze het publieke debat over geloof en wetenschap. Enkele namen? Stephen Hawking, Richard Dawkins, Daniel Dennett, Frans de Waal; en in Nederland Dick Swaab, Herman Philipse en de Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft.
In zekere zin is het sciëntisme een eenvoudige visie. Het vertrekt vanuit de aannemelijke overweging dat de enorme vooruitgang door de wetenschap de wetenschappelijke methode tot een betrouwbare gids maakt. Waarom zouden we deze methode niet ook toepassen op andere vraagstukken? En zo komt (aldus de wetenschapsfilosoof Mikael Stenmark) een sciëntist tot ten minste één van de volgende vier beweringen:
De enige vorm van kennis die wij kunnen hebben, is wetenschappelijke kennis.
Er bestaan niet meer dingen dan die dingen die de wetenschap kan ontdekken.
Alleen de wetenschap kan onze morele vragen beantwoorden en verklaren.
- Alleen de wetenschap kan onze existentiële vragen beantwoorden en verklaren.
Het zal duidelijk zijn, dat wie op een dusdanige wijze over wetenschap denkt, zich onmogelijk kan voorstellen dat geloof en wetenschap te combineren zouden zijn. Want inderdaad, alle vier deze beweringen vallen sommige godsdienstige overtuigingen aan. De eerste bewering sluit de mogelijkheid van openbaring uit. Openbaring is immers de bekendmaking van iets wat we vanuit onszelf niet zouden weten. De tweede bewering gaat nog verder, want ze sluit het bestaan van God uit. God kan immers niet wetenschappelijk worden ontdekt of waargenomen, en daarmee is Zijn bestaan volgens de sciëntist onmogelijk geworden. De derde bewering wijst een religieus gefundeerde moraal af. Niet de wil van God, maar de wetenschap bepaalt wat goed is en wat kwaad. De vierde bewering ten slotte maakt alle religieuze duiding overbodig. Ook zingeving en levensvragen moeten vallen binnen de mogelijkheden van de wetenschap.
Waar dus onwaar
Sciëntisme lijkt een eenvoudige visie – maar die eenvoud is verraderlijk. Uiteindelijk zijn alle vier genoemde punten niet te handhaven. Het voert te ver om ze hier allemaal te bespreken, daarom beperk ik me tot de eerste en de tweede bewering. Die lijken, gezien het succes van de natuurwetenschappen, ook het vanzelfsprekendst.
Verrassend genoeg is echter juist het eerste punt het meest problematisch. De bewering weerlegt namelijk zichzelf: de kennis van deze bewering zélf wordt immers niet door de wetenschap verschaft! Terwijl de bewering juist zegt dat iets alleen kennis is als het dankzij de wetenschap bekend is geworden. Met andere woorden: als de eerste bewering waar is, is ze onwaar. Dus is ze onwaar.
Daarmee gaat ook meteen de tweede bewering onderuit. Om die te toetsen zouden we een methode moeten hebben die kan bepalen of er dingen of zaken of personen kunnen bestaan die niet door de wetenschap kunnen worden ontdekt. Het sciëntisme aanvaardt volgens de eerste bewering echter maar één methode (de wetenschappelijke methode). Bewering twee is dus ook geen wetenschappelijke bewering maar een onwetenschappelijke vooringenomenheid.
Laat ik dit illustreren aan de hand van de vraag naar het bestaan van God. Het christelijk geloof heeft altijd beleden dat God niet met de zintuigen of op welke wetenschappelijke manier dan ook kan worden waargenomen. Volgens het sciëntisme is dan meteen al wetenschappelijk bewezen dat Hij niet kan bestaan. Maar dat is overduidelijk een cirkelredenering. Die uitkomst is alleen geldig als eerst zou vaststaan dat alles wat niet door de wetenschap kan worden ontdekt, niet kan bestaan. Maar dat is nu precies het omstreden uitgangspunt van het sciëntisme. Zo blijkt dat de sciëntistische overtuiging dat God niet bestaat, niet de uitkomst is van wetenschappelijk onderzoek, maar een aanname die voortvloeit uit de niet-wetenschappelijke vooringenomenheid.
Is er een strijd tussen geloof en wetenschap? Soms inderdaad. Maar vaak zit het probleem niet zozeer in de wetenschap, maar in sommige wetenschappers die, zoals bleek, verkeerde voorwaarden stellen aan wat echte wetenschap is. Pas als bovenstaande vier beweringen van tafel gaan, kan het gesprek tussen geloof en wetenschap op een eerlijke manier gaan plaatsvinden.
Ds. G. A. van den Brink, hersteld hervormd predikant te Kralingseveer. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp:
Het boek van White is onder andere te raadplegen op cscs.umich.edu/~crshalizi/White/.
Gijsbert van den Brink, Een publieke zaak: Theologie tussen geloof en wetenschap (Zoetermeer: Boekencentrum 2006), 288-299.
Voor de fundamentele kritiek die op White’s weergave van het proces tegen Galileï is te geven, zie Dinesh D’Souza, Het Christendom is zo gek nog niet (Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2009), 132-144.
Mikael Stenmark, Scientism: Science, Ethics and Religion (Aldershot: Ashgate 2001).
Mikael Stenmark, “Rationality and Different Conceptions of Science”, in F. LeRon Shults (ed.), The Evolution of Rationality (Grand Rapids: Eerdmans 2006), 47-72.