Goede aarde
Wat is er niet een grote menigte van onkruid te vinden, in tegenstelling tot goed en nuttig kruid. Wat een grote hoeveelheid stro en kaf is er, vergeleken bij koren. Aan een takje is slechts één roosje, maar veel bladeren en doornen.Dat is niet alleen in de natuur zo, maar ook in het geestelijke. Wat is er een groot aantal goddelozen; onbekeerde en natuurlijke mensen. Daarentegen is het getal van de godzaligen, van die kostelijke kinderen van Sion, maar klein. Want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen en er is niemand oprecht. Wat is er een groot aantal onnutte en onvruchtbare toehoorders onder de predikaties. Zij horen het rechte Woord niet en genieten er ook geen gezegende vruchten van. Daarom moest Jesaja klagen: „Wie heeft onze prediking geloofd?”
Dit alles toont ons de Heere Jezus in deze gelijkenis. Drie delen van de toehoorders ontvangen het zaad van het Evangelie zonder de rechte en wezenlijke vrucht. Slechts een deel van het zaad valt in goede aarde en brengt zijn wezenlijke vrucht voort. De Heere Jezus had het in het begin van deze gelijkenis over die hoorders, die het Woord zonder vrucht hadden ontvangen. Het zaad viel langs de weg, op steenachtige plaatsen en tussen de doornen.
Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandijk (Parabel van de zaaier, 1748)