Kostenstijging zorg schreeuwt om efficiëntie en marktwerking
De stijgende kosten in de gezondheidszorg vragen om stevige ingrepen. De ingeslagen weg naar meer marktwerking moet daarom met gezwinde spoed worden bewandeld, betoogt Gerard Adelaar.
Onlangs stelde Bert Burger (RD 28-5) dat werken met het hart de zorg meer op zal leveren dan marktwerking. Nu zullen er weinig mensen van mening zijn dat het verlenen van zorg niet gepaard moet gaan met naastenliefde en beroepseer, maar de realiteit van het zorglandschap vraagt om meer.
Bedroegen de zorgkosten in 1998 nog 2600 euro per hoofd van de bevolking, in 2008 was dat gestegen naar 4800 euro. Deze kabinetsperiode wordt een totale groei van ruim 15 miljard euro verwacht. De komende vijftien jaar stijgen de zorgkosten nog eens met meer dan 50 procent.
We hebben in 2025 verder naar verwachting zo’n half miljoen extra zorgwerkers nodig, terwijl de volledige beroepsbevolking dan met slechts 20.000 personen zal zijn toegenomen ten opzichte van 2007 – en daarna zal krimpen. Niet alleen dit dreigende tekort aan zorgwerkers is onrustbarend, maar ook de loonstijgingen die dit mee zal brengen. De zorg duwt straks als een koekoeksjong andere sectoren het nest uit: iemand die in de zorg werkt, is op hetzelfde moment niet werkzaam in onderwijs of bedrijfsleven. Kortom, gezondheidszorg heeft het in zich om hét thema van de komende decennia te worden.
De efficiëntieslag als antwoord op deze uitdagingen, zal meer moeten inhouden dan „meer hart voor de zorg.” Het benadrukken van de schaduwzijden van marktwerking geeft geen oplossing voor de huidige en toekomstige problemen in de zorg. Worden nadelen van andere stelsels niet te gemakkelijk over het hoofd gezien?
In een recente studie onder de 29 aangesloten landen concludeert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat zorgstelsels niet verschillen in de mate waarin ze bijdragen aan kosteneffectiviteit en volksgezondheid. De discussie over voor- en nadelen van stelsels kunnen we dus even laten voor wat die is, in elk stelsel zijn onvolkomenheden aan te wijzen.
Het Nederlandse zorgstelsel verenigt momenteel echter wel het slechtste van twee werelden. We verkeren in de overgangsfase tussen een budget- en een marktstelsel. De ingeslagen weg naar marktwerking moet daarom met gezwinde spoed worden bewandeld, hand in hand met een efficiëntieslag. Temeer omdat het uitdijen van de zorgsector niet alleen een gevolg is van de vergrijzing, maar ook van overbehandeling en ondoelmatigheid. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wijst erop dat gezondheid steeds verder wordt opgerekt richting wellness en vitaliteit. Voor elk ongerief bestaat inmiddels wel een behandeling.
In de uiteindelijke marktgedreven zorgsector beheren verzekeraars de vraagzijde. Zij hebben belang bij het inkopen van de beste en de juiste hoeveelheid zorg, tegen een gunstige verzekeringspremie. Op de hoogte van hun verzekeringspremie en op kwaliteit concurreren zij immers met andere zorgverzekeraars.
Met het vormgeven van deze gedachtegang is minister Schippers van Volksgezondheid druk doende. Zorgverzekeraars ontvangen op termijn minder compensaties voor risico’s die zij lopen op dure verzekerden. Daarmee krijgen verzekeraars er meer belang bij om zorg voor hun verzekerden efficiënt in te kopen en om overbodig zorggebruik te remmen.
Burger stelt dat „eenmaal verzekerd, de consument niet meer geïnteresseerd is in de prijs omdat de verzekering toch wel betaalt.” Dat betekent echter niet dat we marktwerking overboord moeten kieperen. Integendeel, beter is het om de eigen betalingen voor zorggebruik fors te verhogen. In Nederland zijn deze zeer laag. Eigen betalingen zijn voor de zorgconsument een prikkel om zorg bewust te selecteren en nuttig te gebruiken. Daarmee kan tevens overbodige zorgvraag worden tegengegaan.
Daarnaast versterken eigen bijdragen het verantwoordelijkheidsbesef voor onze persoonlijke gezondheid: ze bestraffen zorgvraag die het gevolg is van ongezonde leefgewoonten. Ook vervangen ze de anonieme ‘systeemzorg’ van de overheid door zorg van mensen voor elkaar. Bovendien schenkt gezondheidszorg ons een persoonlijk profijt van onschatbare waarde: een langer en gezonder leven. Daar mogen we iets voor over hebben!
De schrikbarende stijging van de zorgkosten zal hoe dan ook een keer leiden tot hoge eigen betalingen en minder verzekerde en vergoede zorg. Dat veel politici dat niet erkennen, is onverantwoord. Hoe langer ouderen hun rollator en andere zaken vergoed krijgen uit het basiszorgpakket, hoe langer en dieper jonge generaties gebukt zullen gaan onder de last van de almaar stijgende zorgkosten.
Burger wijst tot slot terecht op het belang van werken met hart voor de zaak. Laten we deze werkhouding echter niet benaderen als middel tot efficiënte zorg. De vraag: „Hoe houden we de ziel in de zorg?” is prangend, maar dan als doel in zichzelf.
De auteur is politicoloog en adviseur in de gezondheidszorg.