Cleveringa werd Leids symbool door protestrede uit 1940
Op 26 november 1940 houdt de Leidse hoogleraar mr. R. P. Cleveringa een protestrede tegen het ontslag van zijn Joodse collega E. M. Meijers. Met zijn vrouw heeft hij over de risico’s gesproken. Een koffer met schoon ondergoed en een pakje brood staat klaar. En inderdaad, de volgende dag wordt hij gearresteerd.
Door zijn rede geeft Cleveringa op voorbeeldige wijze gestalte aan de wapenspreuk van de universiteit: ”Libertatis praesidium” – bolwerk van de vrijheid. Sinds 1956 herdenkt de universiteit de gebeurtenis door het organiseren van een lezing.
In 2010 was het 65 jaar geleden dat de oorlog eindigde. Ter gelegenheid daarvan verscheen het boek ”Cleveringa’s koffer”. Deze bundel bevat negentien 26-novemberlezingen van vooraanstaande sprekers uit binnen- en buitenland uit de periode 1956-2010. De bundel opent met de toespraak van Cleveringa zelf. Deze wordt gegeven op het moment dat de afgezette Meijers college zou geven. Cleveringa deelt mee dat Meijers op last van de bezetter uit zijn functie is ontheven. „Ik geef U dit bericht in zijn naakte kaalheid en zal niet pogen het nader te qualificeeren.” Van een uiting van zijn gevoelens daarbij ziet hij af. „Ik geloof van een poging tot vertolking ervan ook daarom af te kunnen zien, omdat ik een gevoel heb, als zweven op dit oogenblik onze gedachten en stemmingen zonder klanken niettemin volkomen nauwkeurig kenbaar over en weer en af en aan tusschen ons allen.” Vervolgens gaat hij uitvoerig in op de persoon en het werk van Meijers. Hij sluit af met het uitspreken van de hoop dat Meijers „zoo God het wil, weer zal keeren.” Dat is ook gebeurd. Meijers heeft na de oorlog zijn werk aan de universiteit hervat, net als Cleveringa.
Emeritus hoogleraar Kees Schuyt plaatst de rede in een historisch perspectief. Cleveringa stond niet alleen. Hij had overleg gepleegd met zijn collega’s. Ook aan andere universiteiten verhieven mensen hun stem. Maar doordat Cleveringa zijn toespraak van tevoren ruimschoots had aangekondigd, vergezeld met een „zegt het voort”, en zijn rede naderhand in ruime kring werd verspreid, kreeg die een grote symbolische kracht en uitstraling.
De bundel laat zien hoe door de jaren heen de 26e november is herdacht. Ook biedt hij een veelheid aan historische gegevens. Mr. H. Drion herinnert zich in 1990 hoe hij als student de rede van Cleveringa beleefde. „Na het einde van de rede volgde een donderend applaus. En toen zette iemand het Wilhelmus in. Het eerste en het zesde couplet werden gezongen met een emotionele geladenheid, zoals ik het daarna nooit meer heb gehoord; een geladenheid die de laatste regels van het zesde couplet tot een hartstochtelijke kreet maakte. Sedertdien kan ik het Wilhelmus niet meer horen zonder iets van de ontroering van die dinsdagochtend terug te voelen.”
Ook PvdA-leider Job Cohen hield een 26 novemberrede. Zijn moeder was als Joodse studente aanwezig bij de oorspronkelijke rede. Haar herinnering eraan: „Ik weet niet of ik heel precies geluisterd heb naar de beschrijving van de bijzondere verdiensten van de geleerde Meijers, maar de zin: „Het is deze Nederlander, deze nobele en ware zoon van ons volk… die de vreemdeling, welke ons thans vijandiglijk overheerscht, ontheft van zijn functie” valt als balsem in mijn twijfelende ziel. In deze indrukwekkende zaal, waar „ik het gevoel heb, als zweven op dit oogenblik onze gedachten en stemmingen zonder klanken niettemin volkomen nauwkeurig kenbaar over en weer en af en aan tusschen ons allen” zit ik in een gemeenschap van gelijkgezinden, gelijkvoelenden. Ik hoor erbij!”
Boekgegevens
Cleveringa’s koffer, Recht, vrijheid en verantwoordelijkheid. Een selectie uit de 26-novemberredes aan de Universiteit Leiden, 1940-2010, door Kees Schuyt, Ineke Sluiter (red.); uitg. Leiden University Press, Leiden, 2010; ISBN 978 90 8728 104 5; 343 blz.; € 29,95.