Jan W. Stoop slaagt niet in combinatie van Bijbel en evolutie
Jan W. Stoop vindt dat het in het huis van de filosofen en theologen oorverdovend stil is, terwijl de trein van de wetenschap doordendert. Met ”Darwin, liefde en God” wil hij beide werelden verbinden.
Stoop, voormalig hoogleraar kindergeneeskunde, aanvaardt de evolutietheorie als feit. In het natuurlijke gebeuren ligt volgens hem de enige redelijke verklaring voor onheil dat een mens treft. Dankzij natuurwetenschappelijk onderzoek blijken ziekte, lijden en dood een natuurlijke oorzaak te hebben. In principe hebben ze geen relatie met zonde en straf. Omdat God de natuur haar gang laat gaan en zich verre houdt van een direct ingrijpen in de natuurlijke processen, is een bezinning op de relatie tussen God en het lijden (theodicee) overbodig.
De wetenschap heeft volgens Stoop ook duidelijk gemaakt dat de mensheid op verschillende plaatsen in deze wereld ontstaan is. Er is niet één gemeenschappelijke stamvader van alle mensen geweest, en dus ook geen Adam zoals in Genesis beschreven. Daarom is er geen plaats voor de erfzonde als daad van één mens met consequenties voor alle mensen. Daarom heeft Jezus van Nazareth ook geen genoegdoening aan God hoeven te geven.
Er zijn nog meer dogma’s die in de visie van Stoop herzien moeten worden, zoals dat van de drie-eenheid. De auteur rekent zich tot de rooms-katholieke geloofsgemeenschap, maar maakt bezwaar tegen de Mariaverering en het verplichte celibaat. Volgens hem is het celibaat strijdig met mensenrechten. De mens moet zijn liefde kunnen uiten, ook in de seksualiteit.
Stoop citeert enige pausen die zich uitgelaten hebben over de evolutietheorie. Pius XII heeft in 1950 twee voorbehouden gemaakt in zijn openheid naar de evolutietheorie: Adam is de stamvader van het gehele menselijke geslacht, en God schept een ziel in elke mens. Dit is van belang voor de leerstukken van de erfzonde en de verlossing door Jezus Christus. De schrijver vindt deze aannamen echter ongerijmd. Volgens hem heeft de historisch-kritische Bijbelexegese duidelijk gemaakt dat auteurs in het oude Nabije Oosten zich veelvuldig van metaforen bedienden bij het beschrijven van gebeurtenissen waarvan feitelijke kennis ontbreekt, en dat geldt ook voor Genesis.
De titel van Stoops boek bevat drie ongelijksoortige woorden: Darwin als onderzoeker, liefde als eigenschap, en God als de oorsprong van het heelal. De auteur twijfelt niet aan het bestaan van (een) God, maar het is duidelijk dat Darwin vooropstaat. Vanuit zijn theorie moet de werkelijkheid verklaard worden en dient de theologie consequenties te trekken.
Ik betreur het dat de auteur zich niet breder heeft georiënteerd: er is erg veel onzeker rond de evolutietheorie en er zijn veel andere meningen over het boek Genesis. Heeft God echt niet ingegrepen in de natuurwetten? Kunnen de aanspraken van de Bijbel en de aanwezigheid van wonderen weggeredeneerd worden? Op deze punten neem ik een tegenovergestelde positie in.
Tot slot nog een algemene opmerking: de auteur verwijt de Rooms-Katholieke Kerk een halfslachtige houding tegenover de evolutietheorie. Ik ken veel wetenschappers die proberen deze theorie en het geloof in God en de Bijbel te combineren. Dat levert vaak onbevredigende compromissen op. Wie toch die weg wil gaan, wordt door dit boekje uitgedaagd om op een betere manier de Bijbelse boodschap en de aanspraken van de natuurwetenschappen te combineren.
Darwin, liefde en God. Met een medische bril door de theologie, Jan W. Stoop; uitg. Deventer Universitaire Pers, Deventer, 2010; Geert Grote Reeks voor Kritische Spiritualiteit, deel 2; ISBN 978 90 79378 69 2; 131 blz.; € 29,50.