Volkstelling niet op grond van de Bijbel af te wijzen
Deze week is in Duitsland een volkstelling gestart. Ruim 80.000 mensen trekken van deur tot deur om de demografische gegevens up-to-date te krijgen. Heeft zo’n megaoperatie wel zin? En belangrijker: mag je wel meewerken?
Wie onder de oosterburen weigert mee te doen aan de volkstelling, moet daar wel wat voor over hebben. De boete bedraagt niet minder dan 5000 euro. Principes kosten geld, soms veel geld, zo blijkt maar weer.
Het risico dat Nederlanders zo’n fors bedrag op tafel moeten leggen, is nihil. Toch wordt er dit jaar in ons land wel een volkstelling gehouden. Alleen daar merkt de burger niets van. Computerbestanden met allerlei gegevens over de inwoners van ons land worden met elkaar vergeleken en aan de hand daarvan kan tamelijk nauwkeurig worden vastgesteld wat de omvang van de bevolking is.
Ook Duitsland kent een gedigitaliseerde bevolkingsadministratie. Maar er bestaan de nodige twijfels over de kwaliteit van de gegevens die daarin zijn opgeslagen. Bovendien is het in de Bondsrepubliek niet toegestaan om persoonsgegevens van individuele burgers uit het ene bestand te koppelen aan die van een ander bestand. Daarom is gekozen voor een traditionele volkstelling waarbij de inwoners van het land thuis bezocht worden om een uitgebreide vragenlijst door te spreken. Niet alle Duitsers krijgen bezoek. Een op de tien huishoudens kan een volkteller verwachten. Wie van de geselecteerden weigert, heeft een probleem.
Ons land kende ook heel lang het gebruik om bij volkstellingen de mensen thuis te bezoeken. De eerste keer dat er een landelijk telling plaatshad was in 1795/1795 tijdens de Franse overheersing. De wettelijke basis voor volkstellingen werd gelegd bij het aannemen van een wet op 22 april 1879. Daarbij werd afgesproken dat elke tien jaar een telling zou plaatshebben.
Verzet
De laatste volkstelling waarbij mensen thuis werden bezocht was in 1971. Meer dan voorheen ging deze gepaard met maatschappelijk verzet. Oorzaak was dat er bij de telling van 1971 veel persoonlijke vragen werden gesteld, waardoor de zorg over de privacy toenam. Uiteindelijk weigerden maar 35.000 mensen. Dat verzet groeide in de volgende tien jaar. Dat leidde ertoe dat in 1981 het besluit viel om geen tienjaarlijkse volkstelling te houden. Nog eens tien jaar later werd de wet uit 1879 herroepen.
Om te voldoen aan de Europese regel dat de lidstaten geregeld actuele cijfers moeten leveren over de bevolkingsomvang worden sinds 2001 virtuele tellingen gehouden. De ervaring leert inmiddels dat de gegevens daaruit minstens zo nauwkeurig zijn als de tellingen waarbij burgers persoonlijk worden bezocht.
Privacy
Bezwaren tegen volkstellingen leefden in ons land zowel binnen progressieve als binnen conservatieve kringen. Een belangrijk argument was steeds dat de overheid inbreuk maakte op de privacy van de burgers. Sommige vragen werden impertinent gevonden. Wat heeft de overheid te maken met de plaats waar ik ’s nachts mijn auto parkeer? Wat gaat het de statistici aan of ik geregeld een nieuw kostuum koop?
Zeker bij de telling van 1971 leefde tegen dergelijke vergaande vragen verzet. Wat gingen de instanties met de gegevens doen, was een veelbesproken thema. En: had de regering wel in de gaten dat bij een bezetting door een vreemde mogendheid, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog was gebeurd, het een risico was wanneer de overheid over gedetailleerde informatie over burgers beschikte? Kortom, de bezwaarden hadden nogal wat tegen de telling.
Overigens was dit niet alleen een discussiepunt bij kritische burgers, ook het CBS vroeg zich af hoe deze privacygevoelige informatie op een zorgvuldige manier bewaard kon worden. Het gevolg was dat de overheid in de loop van de jaren zeventig ging aarzelen over de methode.
David
Naast deze kritiek, leefde er ook reserve bij een groep orthodoxe christenen. Zij stelden de vraag of een volkstelling op grond van de Bijbel geoorloofd was. Immers, werd David niet zwaar gestraft toen hij het volk ging tellen? En zat keizer Augustus wel op een goed spoor toen hij opdracht gaf tot de beschrijving (lees: telling) van de inwoners van zijn rijk? In kerkelijke organen kwam de vraag of men mee mocht doen aan de verschillende tienjaarlijkse volkstellingen aan de orde.
Wie meende op grond van de Bijbel een afwijzend standpunt te moeten innemen, ging te gemakkelijk voorbij aan de andere tellingen van het volk die in het Oude Testament worden beschreven. Naast die van David wordt er nog twee keer melding van gemaakt. De eerste vond plaats bij de Sinaï en wordt beschreven in Numeri 1 en de tweede aan het eind van de woestijnreis (Numeri 26). In beide gevallen ging het erom het aantal mannen boven de 20 jaar te bepalen. Uit deze voorbeelden moge blijken dat het categorisch afwijzen van een volkstelling op grond van de Bijbel niet houdbaar is. Het gaat om de intentie. Ze kan wel degelijk een legitiem doel dienen.
Volkstellingen hebben zeker hun nut. Vanouds waren ze bedoeld om het aantal belastingplichtigen vast te stellen om daarmee de belastingdruk te kunnen bepalen. Dat was ook het doel van de beschrijving waartoe keizer Augustus opdracht gaf.
Daarnaast zijn de gegevens van groot belang voor het bepalen van het overheidsbeleid. Moeten er meer scholen, ziekenhuizen of verzorgingstehuizen komen voor bejaarden? Hoe zal de bevolkingsopbouw er over een kwarteeuw uitzien? Vragen waarbij de statistische gegevens die uit een volkstelling rollen, van groot belang kunnen zijn.