Thomas en Lucas dienden twee heren
„Gij kunt geen twee heren dienen”, sprak eenmaal de Koning der kerk. Toch gebeurt het maar al te veel. Ook vroeger, in de dagen van de Reformatie. Bij de componist Jan Pietersz. Sweelinck is ondanks de vele psalmbewerkingen die hij voor orgel en koor schreef op de wijzen van het Geneefse psalter de vraag gesteld of hij wel echt gereformeerd was. Als redenen worden genoemd zijn vriendschap met Joost van den Vondel, die via de Remonstrantse Broederschap terechtkwam in de Rooms-Katholieke Kerk, en het componeren van de Cantiones Sacrae, die gebaseerd zijn op teksten uit de rooms-katholieke theologie.
In Londen presteerde de hofcomponist Thomas Tallis (1505-1585) het om voor elk wat wils te componeren. Of het nu kerkmuziek was voor de anglicanen of de rooms-katholieken. Hij verleende zijn diensten aan Hendrik VIII (die het bestond om twee keer een echtgenote te laten onthoofden en tweemaal te scheiden en de stichter werd van de Anglicaanse Kerk) maar ook aan diens vrome zoon Eduard VI, die wel de Josia van Engeland werd genoemd. Met net zo veel gemak verleende hij zijn diensten aan de rooms-katholieke Bloody Mary, onder wier regering vele protestanten werden omgebracht, als aan koningin Elizabeth, die juist een beschermvrouwe was van het protestantisme. Naar believen schreef hij muziek voor een mis of een hymne.
Ook de kunstschilder Lucas Cranach (1472-1553) was zo’n ongrijpbare kunstenaar. Hij was getuige bij het huwelijk tussen Luther en Katharina van Bora. Luther was op zijn beurt weer peetvader van een van Cranachs kinderen. De hele familie van Luther heeft Cranach zo’n beetje geportretteerd. Hij waagde het echter ook in diezelfde tijd om voor Luthers geduchte tegenstander kardinaal Albrecht van Brandenburg –ik weet niet hoeveel– madonna’s op het doek vast te leggen. Zelfs presteerde hij het om een antireformatorische opdracht voor de Stiftskirche in Halle aan te nemen. Op vele panelen moest hij een heirschare van heiligen schilderen tegen wier verering Luther zich zo verzette.
Maar, en dat is nog onthutsender, hij schilderde ook opvallend veel blote dames. Die schilderijen waren weliswaar voorzien van een onderschrift met allerlei waarschuwingen tegen wellust en zedeloosheid maar veel effect zal dat niet hebben gehad, want die kleine letters vielen in het niet bij de grootte van de afbeeldingen.
Lucas’ zoon –meestal bekend als Lucas de Jongere– was ook kunstschilder. Hij moest eens een altaarstuk schilderen voor de stadskerk van Weimar. Wat schilderde hij? De Heere Jezus aan het kruis met aan de voet van het kruis een afbeelding van Luther en van zijn –nu niet schilderende maar biddende– vader Lucas Cranach terwijl er bloed van de flank van de Heiland valt op het hoofd van de oude schilder. Het symbool van de Reformatie dat zonder bloedstorting er geen vergeving is, ja dat alleen het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden. Wat zal Lucas de Jongere daarmee hebben bedoeld? Dat zijn vader zondigde opdat de genade meerder zou worden? Of omdat hij uiteindelijk met belijden en laten der zonde de toevlucht nam tot het dierbare bloed? Hopelijk het laatste!