Overstap
In de soms hooglopende discussies over Samen op Weg hebben vooral de bezwaren in hervormd-gereformeerde kring de aandacht gekregen. Die zaten diep en werden breed gedragen. Herhaaldelijk werd van verschillende kanten een beroep gedaan op de hervormde synode al het mogelijke te doen om een scheuring te voorkomen.Bij de andere SoW-partners was veel minder onvrede en gewetensnood. Pas recent bleek dat ook een aantal gereformeerde kerken er weinig voor voelt om in het Samen op Weg-proces mee te gaan. Daarbij weegt vooral zwaar dat de nieuwe Protestantse Kerk in Nederland een hervormde kerkstructuur krijgt.
In de afgescheiden kerken ligt vanouds de nadruk op de plaatselijke gemeente. Niet voor niets is de naam van die kerken in het meervoud. We spreken van de Gereformeerde Kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten.
Daarentegen is de Nederlandse Hervormde Kerk enkelvoud. Daar ligt de nadruk op de landelijke kerk. Hervormde gemeenten kunnen (anders dan plaatselijke gereformeerde kerken of gereformeerde gemeenten) zich daar niet van afscheiden. Dat geldt straks ook binnen de nieuwe SoW-kerk.
Pas in een laat stadium hebben de gereformeerden die verandering in de gaten gekregen. Inmiddels is de toetredende gereformeerde kerken gegarandeerd dat zij zeven jaar lang het recht houden om met behoud van de kerkelijke goederen uit te treden. Daarna komen zij op één lijn te staan met de hervormde gemeenten, die dat recht nooit gehad hebben en ook niet krijgen.
Sommigen vinden die overgangsregeling onvoldoende. Samen met andere bezwaren tegen de fusie met hervormden en luthersen heeft dat hen ertoe gebracht om contacten te leggen met de Nederlands Gereformeerde Kerken. Wellicht dat een tiental gereformeerde kerken naar dit kerkverband overgaat.
De Nederlands gereformeerden kwamen in de jaren zestig buiten het verband van de vrijgemaakte kerken te staan omdat zij niet afkerig waren van contacten met de Gereformeerde Kerken, waarmee zij in de Vrijmaking gebroken hadden. Aangezien de Gereformeerde Kerken in snel tempo hun gereformeerde signatuur verloren, bleek een herstel van de kerkelijke breuk niet mogelijk.
Wellicht dat nu een aantal gereformeerden zich noodgedwongen voegt bij de Nederlands Gereformeerde Kerken. Ook in de kerkelijke wereld geldt dat de dingen soms raar kunnen lopen.
Een punt is wel dat ook bij de meer behoudende gereformeerden de vrouw in het ambt zonder meer geaccepteerd is. De Nederlands gereformeerden zijn op dit hellend vlak nog niet verder dan vrouwelijke diakenen en hier en daar een vrouwelijke ouderling.
Door de overkomst van een aantal gereformeerde kerken naar dit kleine kerkverband zou echter de balans kunnen doorslaan naar een algehele acceptatie van vrouwelijke ambtsdragers, tot op de preekstoel toe. Gemakkelijk roept dat echter spanningen op in de verhouding tot de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Hier en daar bestaan er vergaande vormen van samenwerking. Maar van vrouwelijke predikanten willen christelijke gereformeerden en vrijgemaakten toch niet weten.
Dat alles typeert de gecompliceerdheid van de kerkelijke verhoudingen. Dat een aantal gereformeerden bezwaren heeft tegen de structuur en het orthodoxe gehalte van de nieuwe SoW-kerk kan men zich voorstellen. Maar als hun overkomst naar de Nederlands gereformeerden ertoe leidt dat daar de vrouw in het ambt geaccepteerd wordt en vervolgens door de vrijgemaakten en christelijke gereformeerden wordt getolereerd, dan is dat bepaald geen winst.