Sieraad
Prediker 12:1
„Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen.”
Wij lezen van Anna, de dochter van Fanuël, dat toen zij 84 jaar oud was, zij gedurig in de tempel bleef, God dienende met vasten en bidden, nacht en dag. Hoewel zij stokoud was, was haar dienst de Heere uitermate aangenaam, net als de dienst van de allerjongste dat zou wezen. God ziet immers de uitwendige persoon des mensen niet aan. Zo zei ook David van de rechtvaardigen dat zij zullen bloeien als een amandelboom en zullen opschieten als een cederboom op de Libanon. Ja, nog in de grijze ouderdom zullen zij vruchten dragen, zij zullen vet en groen wezen.
De vruchten die zij in grauwe ouderdom dragen, zullen de Heere net zo aangenaam zijn als de vruchten die zij droegen in de beste tijd van hun jeugd, zegt Salomo. De grijze ouderdom is de kroon van het sieraad, wanneer dit in de weg der gerechtigheid gevonden wordt.
Salomo wil wel zeggen dat de ouderdom op zichzelf een zware last is. Dit onderkende ook David zeer wel en daarom bad hij in Psalm 71: O God, Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan en tot nu toe verkondig ik Uw wonderen. Daarom ook, dewijl de ouderdom daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dit geslacht Uw macht verkondigd heb.
Joos van Laren, predikant te Vlissingen (”Predikaties over bijzondere teksten”, 1670)