„Studie naar DNA wijst op Schepper”
ALMERE – De recente ontwikkelingen in het DNA-onderzoek zouden de evolutionist in verlegenheid moeten brengen. Dit gebeurt niet omdat de Schepper buiten de wetenschap wordt gehouden.
Dat stelt Ruben Jorritsma, student biologie aan Wageningen Universiteit. Hij sprak zaterdag op een studiedag in Almere van Stichting Apologica, die tot doel heeft christenen toe te rusten voor de verdediging van het christelijk geloof met argumenten. De vorig jaar opgerichte stichting is nauw verbonden met het tweemaandelijkse tijdschrift Weet.magazine. De studiedag werd door ongeveer vijftig mensen bezocht.
Jorritsma, voorzitter van stichting Apologica, stelde aan de hand van vijf punten dat de recente ontdekkingen in DNA-structuren tegen de evolutietheorie pleiten en allemaal argumenten aanleveren dat de Schepper een goed ontwerp heeft gemaakt.
Als voorbeeld noemde Jorritsma het hoge percentage van ‘slechte’ mutaties in het menselijk DNA. Bij natuurlijke selectie zou de mens, in plaats van een ontwikkeling naar hoger plan, snel degenereren. Jorritsma verwees naar zijn website evolutie.eu voor verdere informatie.
Tjarko Evenboer, eigenaar van een grafisch bureau in Zutphen, gaf een lezing over ”Schepping, zondvloed en Babels spraakverwarring”. Evenboer, die communicatiewetenschappen aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden studeerde, raakte zo gefascineerd door de overal ter wereld voorkomende zondvloedverhalen dat hij zes jaar onderzoek wijdde aan dit onderwerp.
In september publiceert Evenboer een boek met scheppingsverhalen en zondvloedlegenden, die hij vergelijkt met de Bijbel. Volgens Evenboer zijn er ten minste 300 gedocumenteerde overleveringen van het zondvloedverhaal. De details kunnen verschillen en het verhaal is lokaal ingekleurd, maar alle bevatten dezelfde elementen, aldus Evenboer.
Zelfs bij de meest afgelegen en geïsoleerde volkeren zijn de elementen van het Bijbelse zondvloedverhaal te vinden. Volgens Evenboer is daarom de zondvloedgeschiedenis het enige stuk geschiedenis dat als universeel kan worden beschouwd.
De grote overeenkomsten van elementen in verschillende verhalen moeten volgens Evenboer ondubbelzinnig wijzen op dezelfde bron. Die doet verslag van een gebeurtenis die in de tijd relatief dichtbij ligt.
In het tweede deel van zijn lezing behandelde Evenboer overleveringen van de paradijsgeschiedenis, de torenbouw van Babel en de daarmee verbonden spraakverwarring. Een paradijselijke tuin, een zondeval en de plannen voor een hoog gebouw gevolgd door een spraakverwarring komen voor bij uiteenlopende volkeren in heel de wereld: van het Miaovolk in China en de Azteken in Zuid-Amerika tot de Choctawindianen in Noord-Amerika.
Evenboer besloot zijn lezing met de conclusie dat de wetenschap de in het oog springende overeenkomsten tussen de Bijbel en al die mythologieën nooit afdoende heeft verklaard.
Ton Verdam, voorganger van een pinkstergemeente in Almere, hield een lezing over het thema: ”Hoe is de Bijbel ontstaan?” De inleider baseerde zijn betoog vooral op het bestaan van kleitabletten. Daaruit blijkt volgens hem dat het schrift al 3500 jaar vóór Christus bestond. Het boek Genesis vertoont opvallende overeenkomsten met deze op tabletten geschreven familiekronieken.
De kleitabletten eindigen altijd met een slot dat lijkt op een typerende zin uit Genesis: „Dit zijn de geboorten.” Volgens Verdam beschikte Mozes aan farao’s hof over kleitabletten. Het historisch-kritische Bijbelonderzoek betwijfelt het auteurschap van Mozes en kwam met een zogenoemde bronnensplitsing. Volgens Verdam kunnen de stijlverschillen in de boeken van Mozes worden verklaard omdat Mozes de stijlverschillen in de familieregisters respecteerde.