Muziek

Gerrit ’t Hart: late leerling van 17e-eeuwse meesters

Gerrit ’t Hart werd bekend met zijn improvisaties en koraalbewerkingen in 17e-eeuwse stijl. Maar imiteren wil de Ermelose musicus, die veertig jaar organist is, niet. „Ik zoek naar nieuwe wegen binnen die oude structuren.”

7 May 2011 08:36Gewijzigd op 14 November 2020 14:51
Gerrit 't Hart in zijn concertzaaltje naast zijn huis in Ermelo. Foto RD, Anton Dommerholt
Gerrit 't Hart in zijn concertzaaltje naast zijn huis in Ermelo. Foto RD, Anton Dommerholt

Naast het boerderijtje van de familie ’t Hart in het buitengebied van Ermelo staat een veldschuur. Het vroegere halfopen gebouwtje is de laatste jaren dichtgemaakt en omgebouwd tot een heuse concertzaal, de Muzerije genoemd.

Trots laat Gerrit ’t Hart zijn domein zien. „Eerder organiseerden we in de muziekkamer in ons huis concertjes. Daar konden zo’n 25 mensen in. Hier kunnen we er heel wat meer bergen.”

Voorin staat een klein pijporgeltje met vier stemmen. „De kas is uit 1890, maar een deel van het pijpwerk en de windlade zijn duidelijk 18e-eeuws.” Het secretaireorgel komt uit de evangelisch-lutherse kerk van Utrecht, waar zoon Sebastiaan cantor-organist is. Het instrument werd opgebouwd in Ermelo; het wacht op een restauratiebeurt.

Begin vorige maand hebben de ’t Harts de Muzerije met een concert in gebruik genomen. Gerrit bespeelde het secretaireorgel, zoon Jan-Pieter werkte mee als cellist en exposeerde foto’s van zichzelf. „Het zat helemaal vol”, aldus de jubilaris.

Gerrit ’t Hart (59) begon veertig jaar geleden als organist in de christelijke gereformeerde Ichthuskerk in Amersfoort. In 1977 kwam hij als musicus in de Bergkerk van de keistad terecht. „In die tijd stond dr. P. A. Elderenbosch daar. Een bijzondere predikant. Zowel liturgisch als theologisch heb ik veel van hem geleerd. Er heerste ook een prettige muzikale sfeer, waarin ik met plezier m’n werk kon doen.”

In 1994 ging de musicus ook aan de slag in de hervormde Westerkerk in Ermelo, waar hij inmiddels woonde. Hij was er meer dan tien jaar organist. Na zijn werkzaamheden in Amersfoort afgerond te hebben, kwam de organist in 1999 ook in de Nieuwe Kerk van Harderwijk terecht. Daar werkt hij nog steeds als cantor-organist. Sinds 2003 is ’t Hart tevens als organist verbonden aan de Oude Kerk van Ermelo, waar hij een eenklaviers orgel van Bätz uit 1816 bespeelt.

Tijdens de eredienst improviseert ’t Hart altijd. „Dan kun je het beste inspelen op wat er in de dienst gebeurt. Je kleurt naar het karakter van de teksten en liederen die klinken. Je bent veel flexibeler dan wanneer je van blad speelt.”

Improviseren leerde hij al in zijn studietijd aan het Utrechtse conservatorium. „Ik had les van Theo Teunissen en Jan Welmers. Vooral bij de laatste leerde je in alle stijlen improviseren. Bij elk lied uit het Liedboek moest je een bijpassende improvisatie kunnen maken. Een voorspel bij een 16-eeuws lied van Luther is echt anders dan een improvisatie over een melodie van de 19e-eeuwse Bastiaans of van de 20e-eeuwse Frits Mehrtens.”

Niet alleen legde ’t Hart zich de achterliggende decennia toe op de kunst van het improviseren, ook nam hij het potlood ter hand en schreef tal van composities. Werken voor koor, maar vooral ook bewerkingen voor orgel. In de serie ”Psalmbewerkingen voor orgel”, waarop steevast een kerkinterieur van kunstschilder en broer Maarten ’t Hart prijkt, verscheen recent het zeventiende deel. Op twee cd’s, in 1996 en 2006 opgenomen in Noordbroek en in Kampen, liet de componist horen hoe hij de uitvoering van de stukken voor zich ziet.

In zijn composities sluit ’t Hart zich heel bewust aan bij de componeertechnieken die in de 17e eeuw werden gehanteerd. „Ik voel me een late leerling van de 17e-eeuwse meesters.” Het gaat om componisten uit Nederland als Sweelinck en Van Noordt, maar meer nog om de meesters van de Noord-Duitse barok: Buxtehude, Scheidemann, Böhm, Bruhns, Praetorius en vooral ook Weckmann. Niet zozeer Bach. „Ik voel me vooral aangesproken door de tijd vóór Bach, waarin je ziet hoe deze ontstaat. Bach heeft op een geniale manier samengevat wat er voor hem is ontwikkeld.”

Wat hem zo boeit in de 17e eeuw? „Als tiener speelde ik heel veel Bach. Tot m’n docent, Henk Seldenthuis, zei: „Jij moet Buxtehude gaan spelen.” Dat wilde ik helemaal niet, ik vond Bach mooi. Maar ik ben toch bezig gegaan met die componisten vóór Bach en heb de schoonheid van die muziek ontdekt. Wat dat is? Ik denk de verbinding tussen verstandelijke en emotionele elementen. Ratio en gevoel gaan hand in hand. Ik ben bijvoorbeeld intensief met Matthias Weckmann bezig geweest, ook met zijn vocale muziek. Ik sta dan versteld van het contrapunt dat hij gebruikt: wonderlijke samenklanken, heel spannend. Het is zo ongelooflijk mooi. Aan die composities trek ik me op.”

Hoe hoedt de musicus zich voor imitatie? „Het is geen nadoen wat ik doe. Ik ben geen Van Noordt of Sweelinck of Weckmann. Maar ik heb me door grondige studie de technieken van toen eigen gemaakt, en daarmee vertel ik nu mijn éígen verhaal. Ik zing mijn eigen lied in 17e-eeuws vocabulaire.”

Beperkt voelt hij zich niet. „Ik geloof in specialisatie. Natuurlijk, je moet van veel kennisnemen. Maar ik vind het belangrijk me echt te verdiepen in een bepaalde periode, een afgebakend terrein. Daarin ben ik goed thuis en daarmee probeer ik het hoogst haalbare te bereiken.”

Niet dat hij nooit met andere muziek bezig is. „Met de bijna dertig leerlingen die ik lesgeef, doe ik van alles, ook Mendelssohn en Reger en typisch romantische muziek. En op een Frans-romantisch Cavaillé-Collorgel kan ik denk ik ook wel uit de voeten. Maar op een gegeven moment is het een kwestie van affiniteit.”

Na het zeventiende deel van zijn psalmbewerkingen hoopt ’t Hart nog een poosje te kunnen doorgaan. „Ik wil het graag afmaken. Waarschijnlijk ben ik klaar met alle psalmen als ik bij deel 24 of 25 ben.” Ook al is hij er nu al bijna twintig jaar mee bezig, het componeren verveelt nooit. En hij groeit erin. „Jezelf kopiëren heeft geen zin. Ik zoek naar nieuwe wegen binnen die oude structuren. Mijn ervaring is dat er nog altijd wat nieuws te ontdekken valt.”


Jubileumconcert

Tijdens een concert ter gelegenheid van het veertigjarig organistenjubileum van Gerrit ’t Hart in de Grote Kerk van Harderwijk speelt vrijwel de hele familie ’t Hart een rol. De jubilaris zelf speelt op het Bätzorgel uit 1827 een aantal orgelwerken van J. S. Bach. Vervolgens worden vocale en instrumentale composities van ’t Hart uitgevoerd: een nieuw gecomponeerde cantate in 17e-eeuwse stijl over Psalm 100 voor vijfstemmig koor, solisten en strijkers; een suite voor traverso; en een bewerking van Psalm 117 voor mezzosopraan en orgel.

Aan de uitvoering werken mee: Kleinkoor Ermelo onder leiding van Gerrit ’t Hart, waarin ook diens vrouw Greetje en dochter Eelke zingen; zoon Sebastiaan ’t Hart (orgel); diens vrouw Hanna Rijken (traverso); dochter Rieneke ’t Hart (mezzosopraan); zoon Jan-Pieter (cello); en enkele andere strijkers.

Het concert in Harderwijk vindt plaats op zaterdag 14 mei. Aanvang: 15.00 uur. Toegang: gratis.

Meer informatie: wwwgerrit-thart.nl

Psalm 6

Gerrit 't Hart, Noordbroek

Psalm 73

Gerrit 't Hart, Kampen

Psalm 146

Gerrit 't Hart, Kampen

Lofzang van Simeon

Gerrit 't Hart, Noordbroek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer