Tsjetsjenië nog ver van de vrede verwijderd
De Tsjetsjeense zelfmoordaanslag donderdag in de naburige Russische republiek Noord-Ossetië toont opnieuw aan hoe ver Tsjetsjenië is verwijderd van vrede. Bij de aanslag kwamen ten minste negentien mensen om het leven. Tien anderen raakten gewond.
De slachtoffers waren allen passagiers van een bus die op weg was naar een Russische luchtmachtbasis nabij de stad Mozdok. Bij een spoorwegovergang wierp een vrouw zich met zware explosieven voor de bus en blies zichzelf op. Er zaten op dat moment dertig mensen in de bus.
Sommige getuigen op de Russische televisie beweren dat de vrouw was gekleed in camouflage-uniform, anderen spraken over een witte doktersjas. Volgens sommigen zou ze aanvankelijk in de bus hebben willen instappen. Maar sinds kort is het voor militaire voertuigen verboden onderweg burgers mee te nemen, vanwege het gevaar voor aanslagen.
Net als bij eerdere gevallen, kon de Russische bevolking ook nu weer via de televisie tot in detail de bloedige gevolgen van de zelfmoordaanslag aanschouwen. Ze toonde uitgebreid beelden van de overal rond de bus liggende dode lichamen, die slechts met een schamel wit laken waren bedekt.
Tot nu toe heeft niemand de verantwoordelijkheid voor de aanslag opgeëist. De Russische autoriteiten gaan ervan uit dat de Tsjetsjeense rebellenleider Sjamil Basajev verantwoordelijk is. Hij zou met buitenlandse financiële hulp inmiddels tientallen vrouwelijke zelfmoordcommando’s opleiden.
Basajev heeft wel zelf de twee zelfmoordaanslagen van vorige maand in Tsjetsjenië geclaimd. Daarbij kwamen 78 mensen om het leven. De eerste aanslag was gericht op een aantal regeringsgebouwen in Znamenskoje, waarop een truck met 1000 kilo explosieven was ingereden. De andere had plaats tijdens een religieuze optocht in Iliskhan-Joert.
In het laatste geval lijkt de leider van de pro-Russische regering in Tsjetsjenië, Achmed Kadyrov, het doelwit te zijn geweest. Vier van zijn lijfwachten werden gedood, maar zelf bleef hij ongedeerd.
De aanslagen hebben hem en de Russische autoriteiten in grote verlegenheid gebracht. Zij claimen immers dat de stabiliteit en de vrede in de republiek zijn teruggekeerd. Met name het in maart gehouden Tsjetsjeense grondwettelijke referendum zou hiervan de ultieme bekroning zijn.
Tijdens deze volksraadpleging sprak de Tsjetsjeense bevolking zich in ruime meerderheid uit voor een nieuwe grondwet voor hun republiek. Deze voorziet onder meer in een zekere autonomie voor Tsjetsjenië. Maar de republiek blijft definitief een integraal onderdeel van de Russische Federatie.
President Poetin verklaarde zelfs dat hiermee het laatste obstakel in het Tsjetsjeense vredesproces was weggenomen. De uitkomst van de volksraadpleging toonde volgens hem aan dat het Tsjetsjeense conflict definitief is „opgelost.”
Maar mensenrechtenorganisaties en liberale politici hebben de legitimiteit van het referendum sterk in twijfel getrokken. Er is volgens hen nog steeds sprake van een oorlogssituatie in het gebied. Ook de basisrechten van de burger zijn er niet gegarandeerd.
Het deze week verschenen jaarrapport van de Russische ombudsman voor de mensenrechten, Oleg Mironov, toont aan dat er ook in 2002 weer een groot aantal verdwijningen was in Tsjetsjenië. Het Russische OM opende afgelopen jaar 650 onderzoeken naar verdwijningszaken. Verdachten in deze zaken zijn zowel Russische militairen als Tsjetsjeense rebellen.
Mensenrechtenorganisaties en liberale politici menen ook dat de nieuw aangenomen Tsjetsjeense grondwet nog minder ruimte overlaat voor onderhandelingen met de rebellen. Zonder dergelijk overleg zal er volgens hen nooit een volledige vrede in Tsjetsjenië kunnen worden bereikt.
De nieuwe constitutie maakt bijvoorbeeld de weg vrij voor het organiseren van presidents- en parlementsverkiezingen. Maar de in 1997 tot Tsjetsjeense president gekozen rebellenleider Aslan Maschadov is uitgesloten van deelname aan deze verkiezingen, evenals een reeks andere Tsjetsjeense rebellenleiders. Ook wijst het Kromlig nog steeds iedere vorm van onderhandelingen met hen resoluut van de hand.
Wel bereidt het een brede amnestie onder Tsjetsjeense gevangenen voor. Vrijdag heeft het Russische parlement, de Doem, hierover een definitieve beslissing genomen. De amnestie zou van toepassing zijn op alle Tsjetsjeense rebellen die voor 1 september hun wapens inleveren en „ophouden met hun gewelddadige activiteiten.”
Voorwaarde is dat zij niet schuldig zijn aan moord, ontvoering, verkrachting en andere ernstige misdrijven. Ook buitenlanders komen niet in aanmerking voor amnestie. Doemalid en voormalig minister van Justitie Pavl Krasjneninnikov meent dat hiervoor 1500 rebellen in aanmerking zullen komen. Maar critici betwijfelen dit. Zij menen dat de voorwaarden voor de amnestie moeilijk meetbaar zijn en dat vooral gearresteerde Russische militairen van de regeling gebruik kunnen gaan maken.
Tsjetsjenië verklaarde zich in 1991 onafhankelijk van Rusland. In december 1994 vielen Russische troepen de Noord-Kaukasische deelrepubliek binnen, het begin van de Eerste Tsjetsjeense Oorlog. In 1996 sloten de Russen en de Tsjetsjenen een vredesakkoord, dat de facto Tsjetsjenië onafhankelijkheid gaf.
Na een Tsjetsjeense inval in Dagestan en een aantal aan de Tsjetsjenen toegeschreven bomaanslagen in Moskou vielen de Russen in september 1999 wederom Tsjetsjenië binnen, het begin van de Tweede Tsjetsjeense Oorlog. De twee oorlogen hebben aan ten minste 200.000 burgers het leven gekost en meer dan een half miljoen vluchtelingen opgeleverd.