Commentaar: „Zo zijn wij niet”
„Zo zijn wij niet”, zou president Obama hebben gezegd toen hem werd gevraagd waarom hij de foto’s van de gedode Osama bin Laden niet wilde publiceren. Of het principe was of pragmatisme wat hem dreef, dat zullen we wel nooit weten, verstandig was het in ieder geval wél om de naar verluidt gruwelijke beelden niet te tonen. Echte leiders laten de internationale politiek niet over aan de wereld van sensatie en emotie.
De Franse politicoloog Dominiqe Moïsi heeft in zijn boek ”De geopolitiek van emotie” zelfs de huidige internationale politiek verklaard vanuit de emotie. Daarbij zou het Westen zich laten leiden door een cultuur van angst, terwijl de Arabische wereld vooral vanuit gevoelens van haat en vernedering handelt. Azië zou het goede voorbeeld geven met zijn cultuur van hoop.
Moïsi’s analyse van de Arabische gemoedstoestand is vanwege de recente volksopstanden wellicht te pessimistisch; na de dood van Bin Laden is zijn diagnose weer wel actueel als het gaat om de sentimenten onder aanhangers van de militante islam. Binnen deze fel antiwesterse groepering worden gevoelens van vernedering vrijwel automatisch omgezet in uitingen van wraak, en dat is zeker het geval nu hun leider en inspirator door de VS is geliquideerd. Zulke gevoelens van wraak aanwakkeren met gruwelijke foto’s grenst aan zelfvernietiging.
Wat intussen opviel was de gretigheid waarmee de publieke opinie de beelden als het ware opeiste. Wat zou daarachter kunnen zitten? Iedereen weet dat het publiceren van gruwelijke beelden big business is geworden, waarmee met name uitbaters van nieuwe media de aandacht van de massa trekken. Voor oude media als de krant of de televisie is het tonen van zulke beelden riskant, omdat de publieke opinie zich vervolgens tegen hen kan keren. De beslotenheid van internet onttrekt zich echter aan iedere collectieve controle. Exploitanten van pornografie hebben de lucratieve kant daarvan al lang ontdekt. In zijn privévertrek kan iemand zich evengoed laven aan de meest afschuwelijke beelden. En dat gebéúrt ook. Slachtoffers van verkeersongelukken of oorlogsgeweld, mensen met aangeboren lichamelijke afwijkingen, werkelijk alles is vandaag de dag in een fractie van een seconde aan te klikken.
We houden onszelf voor de gek als we nieuwsgierigheid de belangrijkste drijfveer noemen achter die subtiele vingerbeweging. Is het niet veeleer sensatiezucht? Wie zichzelf daarin zijn gang laat gaan, moet weten dat hij in zijn hart en hoofd een zieke geest kweekt die uiteindelijk niet verborgen kán blijven. En gezien de populariteit van zulke beelden mag je gerust stellen dat er een vervuiling van onze geestelijke volksgezondheid aan de gang is die haar weerga niet kent.
Laten intussen christenen niet te snel met Obama instemmen en in koor „Zo zijn wij niet” roepen. Ze weten wel beter. Ook in die zin dat ze niet geroepen zijn om als anonieme aasgieren boven hun medemens te hangen. Wél om in mededogen en betrokkenheid naar hem om te zien. Of om vanuit de grootst mogelijke solidariteit het hoofd af te wenden. Omdat in andermans ontluistering we onze eigen ellende herkennen en beleven.