Rabbijnen: Steeds meer Joden zijn angstig
AMERSFOORT – Het is vandaag Bevrijdingsdag, maar de Joodse gemeenschap is allesbehalve gerust. „Veel Joden denken terug aan het ‘voorspel’ van de Tweede Wereldoorlog”, zegt opperrabbijn Binyomin Jacobs. „Er heerst angst.”
Hij en rabbijn Lody van de Kamp hebben de afgelopen weken veel gesprekken gevoerd met overlevenden van de Holocaust, die zich in het ‘vrije’ Nederland steeds vaker bedreigd voelen. „De psychische schade is groot.”
De voordeur van huize Jacobs in Amersfoort bevat alle Joodse attributen die je van een traditionele rabbijn mag verwachten. Een mezoeza aan de deurpost en een Hebreeuwse tekst. Maar ook een sticker van een beveiligingsbedrijf. „Het bestuur van mijn opperrabbinaat heeft uit bezorgdheid voor mijn welzijn een alarmsysteem aangebracht”, zegt Jacobs. „De politie heeft camera’s opgehangen nadat onze ruiten zijn ingegooid. Die willen ze binnenkort verwijderen, maar ik heb –nu Osama bin Laden is vermoord– gevraagd of ze die nog even willen laten hangen. Bang voor terreuraanslagen ben ik niet, maar we moeten alert blijven.”
Sinds de Tweede Wereldoorlog is er wat dat betreft niet veel veranderd, concludeert rabbijn Jacobs. „Er is slechts één zekerheid: dat men nooit leert van de geschiedenis. Antisemitisme is er altijd geweest en zal altijd blijven bestaan. Mijn vaders ruiten werden in de oorlog ingegooid. Nu die van mij. Als ik op zaterdagmiddag naar de synagoge wandel, word ik uitgescholden. Niet alleen bij de moskee, maar ook bij het hockeyveld. Door gewone Nederlanders. Een Joodse man die op zaterdagmiddag bij mij studeert, durft niet alleen over straat. Mijn bestuur verbiedt mij om ’s avonds laat alleen met de trein te reizen of bij het station rond te hangen.”
De politieke discussie over een verbod op onverdoofd ritueel slachten –door Jacobs „koosjer slachten” genoemd– heeft veel oude wonden geopend in de Joodse gemeenschap. „Eerst werd ik nog door journalisten gebeld, maar de laatste weken vooral door Joodse mensen –religieus of niet– met angstaanvallen. Zij denken aan wat er aan de Tweede Wereldoorlog voorafging. Hitler begon namelijk ook met een verbod op koosjere slacht. Vervolgens mochten Joden zich niet meer vertonen op openbare plaatsen en werden ze omgebracht in gaskamers.”
Jacobs: „Ik zeg nadrukkelijk niet dat Nederland een antisemitische regering heeft, maar sommige politici zijn op zijn minst ongevoelig voor de emoties van Joden die de Holocaust hebben meegemaakt.”
Rabbijn Lody van de Kamp uit Amsterdam benadrukt dat de nationale schaamte is verdwenen om over bepaalde onderwerpen te praten. „Dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog nooit meer zullen plaatsvinden, is een loze kreet. En het is een illusie te denken dat het antisemitisme is verdwenen. Na de oorlog was er een tijd dat mensen voorzichtig waren met antisemitische uitspraken, maar die is verdwenen. Niet alleen met betrekking tot het antisemitisme, want Wilders doet uitspraken over buitenlanders waarvoor Janmaat jaren geleden werd veroordeeld.”
De politieke discussie over een verbod op ritueel slachten heeft veel oude wonden geopend in de Joodse gemeenschap, constateren opperrabbijn Jacobs en rabbijn Lody van de Kamp. „Hitler begon ook met een verbod op koosjere slacht.”
Jacobs voorziet ook dat het niet blijft bij de discussie over koosjer slachten. Als voorbeeld noemt hij stemmen die opgaan om Joodse scholen te sluiten vanwege een tekort aan leerlingen en om besnijdenis van Joodse jongetjes te verbieden. Dat laatste zou kindermishandeling zijn.
„Ik ben geen profeet”, zegt de opperrabbijn, „maar die discussie komt er natuurlijk ook aan. Dat gebeurt in het Nederland waarvan men vroeger zei dat het zo goed was voor de Joden. In de Tweede Wereldoorlog waren maar weinig mensen fout. Toch waren ook maar weinigen echt goed door actief verzet te plegen! De meesten lieten de verschrikkingen gewoon gebeuren zonder in actie te komen. Daarvoor moeten we waken.”
De Amsterdamse rabbijn Lody van de Kamp merkt dat de emotionele gevolgen van de politieke discussies worden onderschat. „Veel mensen zeggen: „Je moet de oorlog niet overal bijhalen, want dit gaat om dierenwelzijn.” Uiteraard is dat een groot verschil, maar toch roept het onbedoelde herinneringen op. De discussies over slacht en besnijdenis worden bovendien niet op basis van kennis gevoerd. Alsof wij onze baby’s verminken! We worden gezien als dierenbeulen en straks ook nog als kindermishandelaars. Al honderden jaren wordt de Jood beschuldigd en weggezet als de ”eeuwige bruut”. Wij willen de discussies zuiver voeren en willen dat godsdienstvrijheid in Nederland blijft bestaan. Maar als wij blijven verwijzen naar de donkere bladzijden in de geschiedenis zijn we voor velen geen volwaardige gesprekspartner. Dat is ons dilemma.”
Niet alleen het verleden is traumatisch. Somber is opperrabbijn Jacobs ook over de toekomst van het Jodendom in Nederland. Hij onderstreept de woorden van oud-politicus Bolkestein (VVD), die zich zorgen maakt omdat hij hier voor bewuste Joden geen toekomst meer ziet. Jacobs: „Natuurlijk probeer ik onze mensen gerust te stellen, maar de toekomst ziet er inderdaad niet goed uit. Ik zie mezelf als een soort reddingswerker voor de Joodse gemeenschap in plaats van een opbouwer. Dat betreur ik. Zo’n hulpverlener moet mensen redden en bijstaan; en in ons geval dus het Jodendom in Nederland. Dat is nu mijn taak, maar ik had dat graag anders gezien. Ik hoop niet dat het Joodse volk in de toekomst uit Nederland bevrijd moet worden, zoals onze voorvaderen uit Egypte.”
Rabbijn Van de Kamp wil zich echter toch laten inspireren door de Joodse overlevenden van de Holocaust. „Zij hebben na de oorlog op wonderbaarlijke wijze het leven weer opgepakt en een nieuwe toekomst opgebouwd. Voorbeelden die ons motiveren om de Joodse gemeenschap –met ongeveer 500 orthodoxe gelovigen– weer op te bouwen.”