Kerk & religie

Steeds meer jongeren keren kerk de rug toe

Steeds minder jongeren in Nederland zijn lid van een kerk. Bijna acht op de tien 12- tot 25-jarigen bezoekt zelden of nooit een kerkdienst. Voor het eerst in de geschiedenis zijn religieuze jongeren een minderheid geworden.

30 April 2011 11:56Gewijzigd op 14 November 2020 14:46
Foto RD, Henk Visscher
Foto RD, Henk Visscher

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte deze week cijfers bekend over jongeren en religie in Nederland. Het onderzoek is deels gebaseerd op het in december verschenen ”Trendrapport 2010” van de Landelijke Jeugdmonitor, een gezamenlijke uitgave van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het CBS. Dit rapport geeft een overzicht van de belangrijkste trends en cijfermatige ontwikkelingen op het terrein van jeugd en gezin van de afgelopen jaren.

De auteurs van het trendrapport concluderen dat het gelukkig steeds beter gaat met de bijna 5 miljoen jongeren in Nederland. „De Nederlandse jeugd floreert. Alle indicatoren voor gezondheid en welbevinden onder jeugd in Nederland laten een systematische verbetering in de afgelopen decennia zien.” Al zijn er ook zorgpunten. Zo komen er steeds meer meldingen binnen van kindermishandeling en neemt de vraag naar jeugdzorg toe.

Het CBS spreekt geen waardeoordeel uit over de afnemende religiositeit onder jongeren. De onderzoekers besteden aandacht aan kerkgang in het kader van sociale contacten van jongeren. Het lidmaatschap van een kerk of religieuze groepering is een manier om in de samenleving te participeren en om contacten op te doen. Een sociologische benadering dus.

Religieus

Wat zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek? Het opvallendst is dat het aantal jongeren dat zich religieus of kerkelijk noemt, ieder jaar een beetje afneemt. Noemde in 1997 nog 55 procent van de jongeren tussen de 12 en de 25 jaar zich religieus, nu ligt dat percentage onder de 50. Deze afname volgt op de sterke daling in de jaren zeventig en tachtig.

Nergens sloeg de ontkerkelijking zo hard toe als onder jongeren. Ook in de oudere leeftijdsgroepen is de kerkelijkheid gedaald, maar die ligt met 57 procent wel hoger dan onder jongeren. Dit verschil komt vooral door het hoge percentage niet-kerkelijken onder de jongeren van 18 tot 25 jaar.

De CBS-onderzoekers keken ook naar de verschillende geloofsrichtingen waartoe jongeren zich rekenen. Van de Nederlandse jongeren noemen de meesten zich rooms-katholiek. Toch daalde het percentage rooms-katholieke jongeren van 12 tot 25 jaar in de periode 1997-2009 van 26 naar 21 procent. Een op de zeven jongeren in Nederland noemt zich protestants en 4 procent geeft aan tot een andere religie dan het christendom of de islam te behoren.

De islam is de enige godsdienst die onder jongeren in de lift zit. Het aantal islamitische jongeren steeg in de periode 1997-2009 van 5 naar 9 procent. Dat heeft volgens het CBS te maken met de toename van het aantal niet-westerse allochtonen.

Vergeleken met de 25-plussers zijn jongeren vooral minder vaak rooms-katholiek en vaker islamitisch. Zo is 29 procent van de mensen van 25 jaar of ouder rooms-katholiek en hangt 4 procent van hen de islam aan.

Kerkgang

Een tweede belangrijke conclusie uit de CBS-onderzoeken is dat jongeren over het algemeen geen trouwe kerkgangers zijn. De meeste jongeren gaan zelden of nooit naar de kerk, de moskee of een andere religieuze instelling.

Het kerkbezoek onder religieuze jongeren neemt steeds verder af. Ging in 1997 nog 28 procent van de 12- tot 25-jarigen wel eens naar de kerk, de moskee of andere religieuze instelling, nu is dat zo’n 20 procent – de rest zelden of nooit. Onder 25-plussers ligt het percentage dat soms een dienst of bijeenkomst bezoekt op 28.

Protestantse jongeren gaan nog het vaakst naar de kerk. Van hen bezoekt 52 procent één keer per maand een kerkdienst. Rooms-katholieke jongeren zien het minst vaak een kerk vanbinnen: 11 procent bezoekt eens per maand een mis. Van de islamitische jongeren gaat maandelijks 35 procent de moskee.

De cijfers laten weinig verschil zien tussen jongens en meisjes. Ze hangen volgens de onderzoekers gemiddeld even vaak een geloof aan en ook de verdeling over de verschillende gezindten is tussen hen vergelijkbaar. Wel daalde sinds 1997 het aantal „religieuze meisjes” iets sterker.

Jongens en meisjes tussen de 12 en de 25 jaar bezoeken ongeveer even vaak een godsdienstige bijeenkomst: 22 procent gaat eens per maand of vaker. Dit betekent een lichte daling ten opzichte van 1997, toen dit percentage op 26 lag voor jongens en op 29 voor meisjes.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek onderzocht ook hoeveel vertrouwen jongeren in de kerk hebben. Het is veelzeggend dat een duidelijke meerderheid in 2009 meer vertrouwen heeft in het leger, de rechters, de politie, ambtenaren, grote bedrijven, de EU en de NAVO. Daar staat tegenover dat een minderheid van de jongeren vertrouwen heeft in de kerken en de pers.


„Jeugd bepaalt wat over dertig jaar gewoon is”

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) doet continu onderzoek naar de leefsituatie van jongeren in Nederland. Daar horen ook religie en kerkgang bij. Wat vindt CBS-onderzoeker dr. Jan Latten, bijzonder hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam, van de jongste cijfers over jongeren en religie?

Dat jongeren steeds minder vaak lid zijn van een kerk of religieuze groepering, verklaart Latten vooral uit de toenemende individualisering. De groei van het aandeel niet-westerse bevolkingsgroepen in Nederland zorgt voor afremming van de trend.

Volgens hem zijn vooral de cijfers over jongeren van 18 tot 25 jaar van belang. „De 12- tot 18-jarigen gaan nog vaak met hun ouders mee naar de kerk. De groep daarboven, de adolescenten, kiest echter zijn eigen levensovertuiging. Deze individualisering gaat vaak ten koste van de kerken.”

Het aandeel van „traditionele” godsdienstige stromingen zoals het rooms-katholicisme en het protestantisme neemt volgens Latten ook af doordat onder de jeugd niet-westerse bevolkingsgroepen groeien. Daardoor steeg bijvoorbeeld het aantal islamitische jongeren in de afgelopen tien jaar van 5 naar 9 procent.

Het CBS deed geen onderzoek naar de kerkgang onder jongeren van orthodox-gereformeerde kerkgenootschappen. Latten vermoedt echter dat de cijfers relatief hoog zullen liggen. „Uit de cijfers blijkt dat protestantse jongeren nog het vaakst naar de kerk gaan. De sociale groep is hechter dan bij rooms-katholieken, bijvoorbeeld.”

De CBS-onderzoeker durft geen voorspellingen te doen over het religieuze landschap van de toekomst. „Maar jongeren bepalen vaak wel wat over twintig, dertig jaar gewoon is. Wat dat betreft kun je de adolescenten als norm zien voor hoe het met een samenleving zal gaan. Zij zijn de ouderen van de toekomst.”

Het Centraal Bureau voor de Statistiek spreekt geen waardeoordeel uit over de afname van religie en kerkgang onder jongeren. „We onderzoeken hoe mensen deel uitmaken van sociale verbanden”, zegt Latten. „De factor godsdienst nemen we mee in de analyse. Het ontbreken van sociale participatie kan problematisch zijn, maar we maken geen weging of het nu gelukkig of ongelukkig is dat religieuze jongeren nu een minderheid vormen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer