Tussen 1990 en 2000 groeide de Chinese bevolking nog bijna twee keer zo snel. De afvlakking heeft onder meer te maken met het strikte eenkindbeleid dat de overheid voert om te voorkomen dat het land uit zijn voegen barst. De keerzijde daarvan is dat de bevolking snel vergrijst. Het aandeel zestigplussers is in tien jaar tijd gestegen van circa 10 tot ruim 13 procent. In 2010 was 16,6 procent van de bevolking 14 jaar of jonger. Tien jaar eerder was dat nog bijna 23 procent.

Uit de volkstelling blijkt ook dat de Volksrepubliek in hoog tempo verstedelijkt. Tien jaar geleden woonde ruim een derde van de Chinezen in steden. Vorig jaar was dat al bijna de helft.

Ook de man-vrouw-verhouding is veranderd. In 2010 waren er voor iedere 100 Chinese vrouwen ruim 105,2 mannen. Een decennium eerder was die verhouding nog 100 op 106,7. De geboorte van meisjes werd tien jaar geleden waarschijnlijk vaker verzwegen, vanwege het eenkindbeleid. Ook waren er meer abortussen, als was gebleken dat de vrouw zwanger was van een meisje. Veel Chinese ouders willen liever een zoon dan een dochter.

De ongeletterdheid is de afgelopen 20 jaar snel verminderd. In 1990 was 15,9 procent van de Chinezen ouder dan 15 jaar analfabeet. Vorig jaar was dat percentage teruggelopen tot 4,1 procent.

Volgens de Chinezen zijn de veranderingen in de bevolkingssamenstelling een logisch gevolg van de forse verbetering van onder meer het welvaartsniveau en de medische voorzieningen in grote delen van de Volksrepubliek. De Chinese economie groeit als kool en is na die van de Verenigde Staten de grootste ter wereld.