Kerk & religie

Spaans protestantisme ondenkbaar zonder Bijbelcolporteurs

In dit jubileumjaar (1836-2011) geeft het Spaans Bijbelgenootschap een boeiend boek met historische schetsen over enkele tientallen colporteurs uit. Een goed idee, want het Spaanse protestantisme is ondenkbaar zonder de geloofsmoed van deze mannen, die vaak onder een regen van stenen met hun Bijbels moesten vluchten.

A. Stam
27 April 2011 09:40Gewijzigd op 14 November 2020 14:42
Het was geen sinecure om in Spanje als Bijbelcolporteur op te treden. Foto SB Madrid
Het was geen sinecure om in Spanje als Bijbelcolporteur op te treden. Foto SB Madrid

De Spaanse inquisitie had grondig afgerekend met alles wat maar zweemde naar de leer van de Reformatie. En toen werd het twee eeuwen lang stil. Uit de 17e en de 18e eeuw zijn geen voorbeelden bekend van enige vorm van georganiseerd protestantisme in Spanje. Het heeft God behaagd om buitenlanders, allereerst Engelsen en Schotten, te gebruiken om het Iberisch schiereiland opnieuw met de Bijbel bekend te maken.

Het was zelfs een van de eerste projecten van het in 1804 opgerichte Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap (BFBS) om een Spaans en een Portugees Nieuw Testament uit te brengen. Ruim dertig jaar bleef het BFBS materiaal naar Spanje sturen. TBS en andere Bijbelgenootschappen volgden. Verspreiding gebeurde altijd clandestien, via zeelui, militairen, ingenieurs of andere Engelsen die Spanje aandeden. Pas in 1836 kon het BFBS een officiële Bijbelcolporteur naar Spanje afvaardigen. Die kreeg ook opdracht een Spaans Bijbelgenootschap op te richten. Sociedad Bíblica, het Spaans Bijbelgenootschap, beschouwt dat jaar daarom als zijn jaar van oprichting.

Deze eerste colporteur was niemand anders dan de kleurrijke George Borrow, die behalve Latijn en de grondtalen van de Bijbel nog een vijftien andere talen beheerste. Hij was weldra goede maatjes met de vele zigeuners en vertaalde voor hen het Lukasevangelie in hun eigen taal. Als dat zo doorgaat, waarschuwde een bisschop, zal die Engelsman heel Spanje tot het protestantisme bekeren en daarvoor de taal van de zigeuners gebruiken. En later wezen de bisschoppen op het gevaar dat „die vervloekte protestantse sekte zich weldra zelfs in het koninklijk paleis zou kunnen nestelen.” Er kwamen harde tegenmaatregelen en douane-instructies, waar de regentes, koningin María Cristina de Borbón, helemaal achter stond.

Het was geen sinecure om in Spanje als Bijbelcolporteur op te treden. De afstanden waren groot in een land van dertien keer Nederland, en veel meer dan een muilezeltje, soms een paard, hadden de meeste colporteurs niet tot hun beschikking. Pas eind 19e eeuw stelde het Bijbelgenootschap de eerste handkarren beschikbaar. Veel later kwamen er motorfietsen en een enkele echte Bijbelwagen. Het Bijbelgenootschap gaf de colporteurs een kleine vergoeding en wat provisie. Dat was doorgaans maar net toereikend om het onderdak in een gammele herberg op weg naar het volgende dorp te kunnen betalen.

Overal werden de colporteurs met grote nieuwsgierigheid ontvangen. Nooit was het echter te voorspellen hoe hun dag zou verlopen. Er waren colporteurs die overdag veel Bijbels, Bijbelgedeelten, krantjes en boeken zoals Bunyans ”Christenreis” verkochten –er werd in principe altijd een klein bedrag gevraagd– en ’s avonds ook nog de gelegenheid kregen om in huizen, in een zaal of in de openlucht een evangelisatietoespraak te houden. Een aandachtig gehoor van vele tientallen of zelfs honderden was dan geen uitzondering. Het was ook de opdracht van het Bijbelgenootschap, omdat een protestantse kerkelijke structuur volledig ontbrak: Preek zo veel mogelijk en geef zo veel mogelijk aanzetten tot kerkstichting. Maar met de plaatselijke geestelijken kwam het vaak tot heftige discussies. En nog vaker stookte de pastoor de bijgelovige mensen op met angstaanjagende verhalen over de protestanten en de „duivelse” boeken die ze verkochten. De dorpsjeugd liet dan een regen van stenen en straatvuil op de colporteur neerdalen. Uitgejouwd, bedreigd en met stokslagen afgetuigd, kon hij soms ternauwernood het vege lijf redden. Of zijn bezoek eindigde in de gevangenis. Als dan ’s avonds bleek dat de burgemeester zich al te zeer had laten opjutten door de rooms-katholieke geestelijkheid, moest men zo’n colporteur wel vrijlaten. Maar ze deden dat bijvoorbeeld ’s nachts om twee uur. En dat betékende wat in een tijd waarin bendes struikrovers het land onveilig maakten.

In de boodschap van de colporteurs –altijd, hoe dan ook, doorkneed in de Schriften– zat altijd een duidelijke aanklacht tegen de dwalingen van de RK-Kerk, die het volk bovendien de Bijbel in de landstaal onthield, of de inhoud verduisterde door misleidende aantekeningen. Maar de werkelijke verkondiging, de prediking over een almachtige, gewillige Zaligmaker, bleek keer op keer een verkwikkende regen. „Wat een heerlijke woorden!” riep spontaan een man uit het publiek toen in 1889 een colporteur op de Canarische Eilanden hardop uit de Bijbel voorlas. Op veel plaatsen kwam een ware honger naar het Woord openbaar. Halverwege de 19e eeuw waren er mensen in Zuid-Spanje die voor een Bijbel 60 kilometer naar Gibraltar aflegden, te voet of soms een stuk meeliftend met een voerman. Gibraltar, het kleine stukje Engeland op Spaans grondgebied, is van grote betekenis geweest voor de verbreiding van het Evangelie in Spanje.

De intolerantie varieerde per periode. Na de revolutie van 1868, ”la Gloriosa”, kwam er weldra een grondwet die niet-roomsen de vrije uitoefening van hun godsdienst garandeerde. Protestanten openden kerken en scholen en het Bijbelgenootschap kon nu eindelijk ook colporteurs inzetten die geen buitenlander waren. Generaal Prim, een van de progressieve nieuwe machthebbers, had al eerder tijdens een audiëntie tegen uitgeweken predikanten gezegd: „U hebt nu alle vrijheid om Spanje weer binnen te komen, met de Bijbel onder uw arm, en de leer te verkondigen die daarin beschreven staat.”

De Spaanse Burgeroorlog van 1936-1939 betekende de nekslag voor alle activiteiten van protestantse kerken en instellingen. Toen en tijdens de dictatuur van het naoorlogse Francobewind, dat een monsterverbond aanging met de Rooms-Katholieke Kerk, werden niet-katholieken doorgaans als staatsvijandig beschouwd. In 1940 reden enkele vrachtwagens voor bij het Spaans Bijbelgenootschap in Madrid om de complete voorraden, meer dan 110.000 stuks, namens de regering in beslag te nemen. Alles werd vermalen tot papierpulp. Het was opnieuw een periode van clandestien protestantisme, waarin Bijbels alleen het land konden worden binnengesmokkeld of als onopvallend pakketje vanuit andere landen –ook Nederland– over de post konden worden gestuurd. Pas de wet op de godsdienstvrijheid van 1967 betekende een eerste belangrijke stap op weg naar de gelijkberechtiging van godsdiensten in Spanje. De colporteur zou langzaamaan verdwijnen. Kerken en christelijke boekwinkels hebben nu lectuur in voorraad. De theoloog Máximo García Ruiz, auteur van het gedenkboekje, blijft het verdwijnen van de colportage echter als een aanzienlijk verlies voor het evangelisatiewerk zien, vooral op het platteland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer