Slavoetitsj, wederopstanding van Tsjernobyl
SLAVOETITSJ (ANP) – Hij moet lachen. „Mensen denken dat hier zulke vogels vliegen.” Jevgeni Alimov spreidt zijn armen. „Maar ze hebben een normale afmeting”, grinnikt hij. De 54-jarige Alimov is directeur van het museum over Slavoetitsj, de Noord-Oekraïense stad die na de ramp met de kerncentrale van Tsjernobyl werd gebouwd. Alimov wijst de foto’s aan, waarop de woningen en flats in aanbouw zijn.
Wat moest de Sovjet-Unie doen met honderdduizend geëvacueerden die de directe omgeving rond Tsjernobyl hadden verlaten? Een vraag die de Japanse regering met de vluchtelingen van de kerncentrale Fukushima tegenwoordig moet beantwoorden. In Oekraïne konden ze niet terugkeren naar hun besmette woningen. Dat was onmogelijk door de radioactieve straling van de op 26 april 1986 ontplofte kernreactor nummer 4. Duizenden kwamen terecht in flats in de Oekraïense hoofdstad Kiev. Anderen verspreidden zich over de Sovjet-Unie. Voor de werknemers van Tsjernobyl - de overige reactoren bleven actief - vonden de autoriteiten een plek op vijftig kilometer van de centrale. De Sovjet-Unie wilde graag laten zien dat wonen rond Tsjernobyl mogelijk was.
Direct bouwen kon niet. Eerst moest de bovenste laag grond worden afgegraven, ongezond als die was door de radioactieve straling. Acht Sovjetrepublieken stuurden materieel, geld en manschappen. Eind maart 1988 verwelkomde Slavoetitsj de eerste bewoner.
Een jaar later belandde de geëvacueerde Anatoli Soechetski (69) in Slavoetitsj na zijn verblijf in een opvangkamp, op een schip en in een nooddorp. Slavoetitsj was zijn eindhalte. „Of ik kon in Kiev wonen, dan kwam ik in een flat en moest ik bij de stadsenergie werken of ik kon bij de centrale blijven en in Slavoetitsj wonen. De centrale is mijn leven. Ik ken er alles en iedereen.” Soechetski werkte er vanaf 1978. Hij was tijdens het ongeluk de tweede man op het laboratorium. In de maanden na de ramp controleerde hij de werknemers op straling. Uiteindelijk ging hij in 2000 met pensioen.
Soechetski en andere bewoners roemen hun Slavoetitsj, een stad met 24.000 inwoners. Een paradijs: schoon, rustig en veilig. Er is een mix van bungalows en lage flats. In het centrum ligt een voetbalveld met tribune. Er zijn speeltuinen, scholen en supermarkten. Openbaar vervoer rijdt er niet: in een kwartier is het mogelijk om van de ene naar de andere kant van de stad te lopen.
De bewoners noemen allemaal een groot minpunt. De stad is te afhankelijk van de niet-actieve kerncentrale. Veel ander werk is er niet. Slavoetitsj levert de centrale 3500 werknemers. Zij houden zich bezig met de nasleep van de ramp. Burgemeester Volodimir Oedovitsjenko (61) wil in zijn kantoor niets weten van een eenzijdige economie. Hij vindt dat onder zijn leiding de stad zich heeft verbreed. „Er zijn ondernemers bijgekomen. We hebben ons ontwikkeld en concurreren met andere steden.”
Oedovitsjenko staat op het punt te vertrekken naar twee internationale Tsjernobyl-conferenties. Japan is ook aanwezig. Deze maand liet de Japanse regering weten dat het een stad wil bouwen voor honderdduizend geëvacueerden. De burgemeester brengt graag zijn ervaring over. „Ze moeten een mooie, moderne stad bouwen. Een symbool van de wederopstanding.”