Erfurt heeft schietpartij uit 2002 nog niet verwerkt
Net als in Alphen aan den Rijn was de schietpartij op het Gutenberg Gymnasium in Erfurt negen jaar geleden een enorme schok. Een voormalig scholier richtte daar een bloedbad aan. In het Duitse provinciestadje zijn de wonden tot op de dag van vandaag nog niet geheeld.

De 26e april 2002 staat bijna alle Erfurtenaren nog in het geheugen gegrift. Een oud-scholier drong de school binnen, vermomde zich op de wc, laadde zijn wapen, trok door het schoolgebouw en doodde vervolgens in koelen bloede zeventien mensen. Onder hen waren twaalf docenten, de secretaresse, twee scholieren en een inmiddels gearriveerde politieman. Daarna bracht hij zichzelf om. De scholier was het jaar ervoor zonder diploma van de school gestuurd.
De schietpartij op de school duurde zo’n twintig minuten. Daarna leek Erfurt wel „in staat van oorlog”, zoals een bewoonster zich herinnert. Het was de eerste en tot nu toe bloedigste moordpartij op een Duitse school.
Bij het monumentale schoolgebouw herinnert op het eerste gezicht niets aan het drama. De herdenkingsplaquette met de namen van de slachtoffers zie je makkelijk over het hoofd. Het lijkt verleden tijd, maar schooldirecteur Christine Alt zegt dat „elke seconde van die dag tot in eeuwigheid” op haar netvlies is gebrand.
Op de bewuste dag heeft ze ongelooflijk veel geluk gehad, stelt ze. „In de ruimte naast mijn bureau werden de secretaresse en de tweede schoolleidster vermoord. Mijn deur was niet afgesloten, hij had die alleen hoeven openen.”
Dat Alt schoten hoorde, had ze eerst niet door. „We waren zo aan lawaai van renovatiewerkzaamheden gewend; boormachines, knallende deuren.”
Pas toen ze ging kijken en de lichamen van haar collega’s zag, besefte Alt dat het mis was. „Maar het besef dat ze ook echt dood waren, net als de anderen, daar ging wel een nacht overheen.”
Traumapsychotherapeut Gabriele Kluwe-Schleberger was de eerste therapeut die ter plekke was. Ze herinnert zich nog hoe chaotisch de situatie was. Het duurde lang voordat de hulp georganiseerd was. „Op zo’n gebeurtenis was natuurlijk niemand voorbereid. Niet in de vorm van een rampenplan, maar ook niet in de traumabehandeling.
In zo’n situatie kan het ook nauwelijks anders. Maar voor getraumatiseerden is het belangrijk zo snel mogelijk hulp te krijgen. Het niet verwerken van zo’n existentiële noodsituatie komt anders later terug in de vorm van vermijdingsgedrag of flashbacks.”
Maar ook veel Erfurtenaren die er niet direct bij betrokken waren, kunnen zich die dag nog precies herinneren. Angela Kolbe werkte destijds in haar architectenbureau op een steenworp afstand van de school. Ze weet nog hoe bang ze was dat haar broer, een politieagent, was omgekomen. „Via de radio hoorde ik dat een 41-jarige politieman was gedood. Zo oud was mijn broer toentertijd.” Later bleek dat het om een collega ging.
De volgende dagen leek de stad wel lamgelegd, vertelt Kolbe. „Iedereen kent wel iemand, die ook weer iemand kende die op school zat of er lesgaf.” Kolbe houdt even in, kijkt weg en wrijft over haar borst. Dan zegt ze: „Nu ik erover praat, krijg ik weer hartkloppingen. Nee, ik geloof niet dat Erfurt het drama helemaal heeft verwerkt.”
Esther Minkewitz, 52, woont niet ver van de school. Ze herinnert zich nog hoe het ineens stil werd in de supermarkt toen daar werd omgeroepen dat er in een school in Erfurt werd geschoten. „Wat me is bijgebleven, zijn die stilte en de radeloosheid daarna van de politieagenten, die niet wisten wat hun te wachten stond. Die enorme politiemacht die op de been kwam, die loeiende sirenes. Als er ergens anders weer wat vergelijkbaars gebeurt, zoals vorige week in Nederland, hoor ik de sirenes weer.”
Zelf vond Minkewitz veel steun in de kerkelijke bijeenkomsten die op de ramp volgden. „De eerste dagen zat de kerk vol bij herdenkingsmissen. Het is toch de plek waar mensen naartoe komen om samen te rouwen en te laten zien dat het hun geraakt heeft”, zegt de vrouw, die als verpleegster in een verzorgingstehuis werkt.
De 64-jarige Norbert Knothe herinnert zich nog de bedruktheid onder de mensen de eerste dagen. „Niemand wist precies wat men moest zeggen.”
Maar ook hij weet nog goed van het verdriet en de woede. „Ik was lid van een schietvereniging en we stonden als het ware in de beklaagdenbank.”
Op de dag zelf reed hij langs de school, hoorde op de autoradio wat er gebeurd was. „Af en toe, als ik er weer langsrijd en de herinneringsplaquette zie, moet ik er weer aan denken. Ik volg andere gevallen van amok extra intensief.”
De 64-jarige heeft haast, maar houdt dan toch de pas in. „Als ik erover praat, schieten de tranen weer in mijn ogen.”
Leraren en scholieren konden na de ramp terugvallen op een intensieve begeleiding. Wekelijks stonden er gespreksronden op het programma. Het verwerkingsproces op een school verloopt volgens Kluwe-Schleberger moeilijker dan bij een schietpartij in een winkelcentrum, zoals in Alphen aan den Rijn. „De betrokkenen kennen elkaar, kennen de slachtoffers. Dan is het nog moeilijker te begrijpen en te accepteren wat er precies is gebeurd.”
Ze geeft een voorbeeld van de gespannen sfeer. „Ook weken later waren we allemaal nog in shock. De lessen waren hervat in een ander gebouw, maar die lokalen waren te klein. Een lerares werd het rumoer te veel en sloeg met het klassenboek op tafel. De klap was voor veel scholieren als de schoten die ze tijdens de moordpartij hadden gehoord. Toen zijn velen weer opnieuw ingestort en moesten wij therapeuten alle zeilen bijzetten.”
Ondanks haar ervaring met getraumatiseerden werd het voor Kluwe-Schleberger zelf op sommige momenten ook te veel. „Als professional sluit je je deels emotioneel af, maar dat hielp me op den duur niet meer. Na de eerste zes weken op school ben ik zelf in behandeling gegaan om voor mezelf te zorgen.”
Ook voor Alt was de eerste periode veeleisend. „Ik was non-stop in dienst. De kinderen hadden ook het recht dat de school op de een of andere manier doorgaat. Het was ook juist de periode van het eindexamen.”
Pas nadat de school drie jaar later helemaal was vernieuwd, kon Alt voor zichzelf de balans opmaken. „Ik denk dat de verantwoordelijkheid voor de organisatie me emotioneel ook heeft beschermd. Ik zag het als mijn opgave de zaak verder te leiden. Ik heb dit gymnasium sinds 1991 met veel van de vermoorde collega’s opgebouwd, daarom was het voor mij ook belangrijk dat de school zou blijven bestaan. Helemaal verwerkt heb ik het misschien niet, maar ik heb geaccepteerd dat ik de herinneringen de rest van mijn leven met me meedraag.”
Als er zoiets gebeurt als in Alphen aan den Rijn, komen ook in Erfurt aan het Gutenberg Gymnasium de herinneringen weer naar boven. „Dat zijn wel momenten waarop we over onze herinneringen praten”, vertelt Alt. Twaalf docenten die het bloedbad hebben meegemaakt werken nog steeds op de school.
Binnenkort, op 26 april, houdt de school de negende herdenking van het drama. Dan komen de betrokkenen van toen bijeen op de school en leest Alt de zestien namen voor van degenen die omkwamen en legt aansluitend zestien witte rozen bij de gedenksteen.
Met de burgermeester volgt daarna nog de kranslegging op de graven van de slachtoffers. „In de stad Erfurt hebben we vastgelegd dat we dat doen zolang de graven er zijn.”