Kerk is nu helemaal niet in staat om missionair te zijn
Achter de huidige hang naar missionair kerk-zijn zit een misplaatste dadendrang, vindt dr. W. M. Dekker. Hij sprak vanmiddag op het congres ”De kerk: planten of begraven” van de Confessionele Vereniging. Een samenvatting.
Binnen de orthodoxie is de aandacht de afgelopen jaren verlegd van een accent op geloof en rechtvaardiging naar een accent op navolging en ethiek. Waar we vroeger gevraagd hadden: Hoe kan ik geloven? Vragen we nu: Hoe kan ik Jezus volgen? Dat is meer dan de verschuiving van een woord. Er zit een hele veranderde wereld achter.
De wending naar het missionaire als het wezen van de kerk past binnen deze verandering. Het accent ligt niet meer op wat God voor ons doet, maar op wat wij voor God doen. Daarmee lijkt de orthodoxie een jaar of veertig achter het midden van de kerk aan te lopen. Daar lag in de jaren 70 het accent op ethiek en navolging en missionair werk, toen nog apostolaat genoemd. Inmiddels is dat project op een grote teleurstelling uitgelopen. De orthodoxie zit echter vol dadendrang.
Ik ben bang dat deze dadendrang binnen heel afzienbare tijd opnieuw voor een grote teleurstelling gaat zorgen. Iets van die teleurstelling is nu reeds te bespeuren. De enorme stroom aan boeken en cursussen over gemeenteopbouw en misionair gemeente-zijn die ons overspoeld heeft, heeft ons wel heel moe gemaakt, maar ondertussen geen zoden aan de dijk gezet. De ontkerkelijking begint in veel plaatsen nu pas echt dramatische vormen aan te nemen. Er is reden om te denken dat het ergste nog komen moet. Waar zullen we in de toekomst nog fulltimepredikantsplaatsen vinden? Waar zullen we nog jongeren vinden die belijdenis doen?
Ballingschap
Het is nu niet de tijd voor nieuwe groeiplannen. Het is de tijd om de kleren te scheuren, as op het hoofd te strooien en de klaagliederen te zingen. Dat is wat Israël doet in de ballingschap. Daniel was geen zendeling. Het was dus geen tijd van missionaire initiatieven, maar een tijd van bezinning, tijd van in zichzelf gekeerd zijn en een tijd van rouw. Wij moeten de lier aan de wilgen hangen voor een poosje, in plaats van gemaakt mooie versjes spelen om de mensen te trekken. Wij moeten ons bezinnen.
Dat moeten we des te meer omdat de innerlijke kaalslag nog veel verder gaat dan de getallen laten zien. Waar ik mij het allermeeste zorgen over maak, is de innerlijke uitholling van het geloof van degenen die nog wel de kerkbanken vullen. Het jezelf tevreden stellen met een momentane beleving in plaats van te zoeken naar een werkelijke, structurele verdieping van het geloof.
We leven in een tijd van een vrijwillig analfabetisme. Van studenten op de universiteit die de d’s en t’s niet beheersen. Van pabostudenten die niet kunnen rekenen. Ooit was er het gedwongen analfabetisme. Daar hebben we ons in een eeuwenlange emancipatie aan ontworsteld. Maar nu is er, op het hoogtepunt van de welvaart van Europa, een vrijwillige domheid aan het ontstaan. Enkelen, zoals Ad Verbrugge, zijn bezig met een offensief om het klassieke onderwijs weer terug te brengen. Vooralsnog is het vechten tegen de bierkaai.
Maar zoiets hebben we in de kerk ook nodig. Bijna niemand weet meer wat het christelijk geloof, in zijn oorspronkelijke kracht en eenvoud, inhoudt. Dat moet uitgelegd worden. Dat is nog veel basaler dan missionair kerk-zijn. Het missionaire veronderstelt dat je zelf een sterke identiteit hebt en dat je daar heel bewust uit leeft. Maar de crisis van de kerk is dieper. Wij zijn helemaal niet in staat om missionair te zijn.
Soevereiniteit
De grootste vraag aan de kerk vandaag is niet of zij Jezus wil volgen, maar of zij in Hem wil geloven. Dat is niet precies hetzelfde. Jezus is, om het theologisch te zeggen, primair sacramentum en dan exemplum. Hij is eerst degene die wij niet kunnen en niet mogen zijn, Die in onze plaats heeft geleefd en is gestorven. En aan Wie wij alleen door het geloof deelhebben. Door Wie wij behouden zijn. En Die ons soeverein regeert. Pas dan is Hij ook exemplum, voorbeeld, om na te volgen.
Het is Luther die op een bevrijdende manier steeds opnieuw naar voren brengt dat Christus eerst sacramentum is, en dan pas exemplum. Dat heeft niet alleen betekenis voor het eeuwig wel of wee. Het is heeft betekenis voor heel het leven van de kerk en van de wereld. Het kan niet om ons gaan. Wij zijn voor God overbodig. God werkt Zelf in deze wereld, en Hij doet dat op Zijn eigen, verborgen wijze. Hij heeft daar Zijn eigen bedoelingen mee.
De kerk hoeft daarin niet altijd aanwezig te zijn, te spreken, en mensen te bereiken. De kerk mag er gewoon zijn. Of niet zijn. Dat is helemaal aan God. Daarin ligt onze vrijheid en onze vreugde. Mijn angst is dat we dat als kerk verliezen. En dan pas is alles verloren.
Wijsheid
Betekent dat dan dat het zendingsbevel niet absoluut geldt? Inderdaad, in zekere zin. Men moet namelijk in de Bijbel altijd het gebod en de wijsheid met elkaar verbinden. Niet alles wat moreel goed is, is ook altijd wijs. De wijsheid gaat over de tijd. Waar is het tijd voor? Er is een tijd om geboren te worden, maar er is ook een tijd om te sterven. Zeker, ”gij zult niet doden”. Maar soms, zoals Prediker ook leert, is er toch een tijd om te doden (Pred. 3:3). Zo is het ook met het zendingsbevel. Er is een tijd om te spreken en een tijd om te zwijgen, een tijd om uit te gaan en een tijd om tot jezelf in te keren. Nu is het niet de tijd om uit te gaan, maar om in te keren.
We moeten dus nooit met het Evangelie gaan leuren langs de deuren, of er alsjeblieft toch iemand luisteren wil. Soms is het juist: blijven zingen en preken, om daarmee te bevestigen dat er niemand luistert. Wij zouden eens moeten overwegen of dat niet juist in onze tijd weer geldt: dat wij prediken om daarmee te openbaren dat de wereld níét hoort. Om daarmee te openbaren dat God het hart van de wereld verhardt in de laatste dagen. Om daarmee een gestalte van Gods oordeel te zijn.
Aristocratie
De erkenning van de soevereiniteit van God geeft de kerk ook iets aristocratisch. Iets van: „Geef het heilige niet aan de honden en werp uw parels niet voor de zwijnen.” Het Evangelie moet niet koste wat kost aan de man gebracht worden. Daar is het te hoog en te heilig voor.
Ik denk ook aan de uitzending van de zeventig zoals Lukas die vermeldt in hoofdstuk 10 van zijn Evangelie. Als de zeventig apostelen in de stad komen maar deze het Evangelie niet aanneemt, moeten ze zeggen: „Zelfs het stof uit uw stad dat aan ons kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit, dat het Koninkrijk van God dicht bij u is gekomen.” Er staat zelfs bij dat je dan het oordeel over die stad moet uitspreken.
We moeten ons afvragen of dat niet veel meer de situatie is waar wij in Nederland in verkeren. Veertienhonderd jaar lang is hartstochtelijk het Evangelie verkondigd. Er komt een moment waarop je moet zeggen: „Zoek het nu maar even zelf uit.” Dat moment lijkt mij nu in ons land gekomen. Dat is in ieder geval veel Bijbelser dan leuren met het Evangelie.
We moeten niet denken dat die aristocratie in strijd is met het feit dat God Zich vernederd heeft in Christus. Juist als de vernederde is Hij de verheerlijkte. God heeft geen volgelingen nodig om God te zijn. Die soevereiniteit schemert juist ook in Jezus’ lijden door. Bijvoorbeeld als Hij Zelf voorstelt dat ook de laatsten Hem maar moeten verlaten. Of als Hij zwijgt tegenover Pilatus. Dat is ook een soeverein zwijgen.
Wat wij weer moeten gaan doen, is geloven in de soevereiniteit van de gekruisigde Christus. Verder niks. Het wezen van de kerk ligt niet in haar daden. Daarom hoort de zending ook niet tot het wezen van de kerk. In de kerk vieren we wat God aan ons doet. Dan komt wat wij aan God doen. Daarna komt wat wij als gemeente van Christus voor elkaar doen. En dan komt wat de kerk voor de wereld doet. Wie die orde door elkaar haalt, gooit alles in de war en daar is de malaise van de kerk op terug te voeren.
De auteur is hervormd predikant te Mastenbroek.