Onbekende doden in Ermelo krijgen gezicht
ERMELO – Wat begon als interesse voor twee oude begraafplaatsen, heeft geresulteerd in een kloek boek met vijftien levensverhalen. Het Ermelose echtpaar Gert Hofsink en Natalie Overkamp wekte de geschiedenissen van mensen onder de kille grafstenen weer tot leven. „Wij zijn echte mensenmensen.”
Al enige tijd trekken Hofsink en Overkamp zich het verval aan van de twee oude begraafplaatsen van het psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk in Ermelo. „Grafstenen gaan kapot, hekjes verdwijnen. Er is vooral wildgroei”, zegt Hofsink, in het dagelijks leven maatschappelijk werker bij de instelling.
Samen met zijn partner richtte hij in 2008 de stichting Begraafplaatsen Ermelo-Veldwijk op. Doel is de dodenakkers in hun oorspronkelijke staat te herstellen. „In het verleden is aan familieleden beloofd eeuwigdurend onderhoud te plegen. Hier komt de laatste tien jaar echter niets meer van”, stelt de Ermeloër.
Het echtpaar stuitte op weerstand van de raad van bestuur van de instelling. Om aandacht voor hun project te krijgen, en uit persoonlijke interesse, ging het paar materiaal verzamelen over de mensen die op het terrein van Veldwijk begraven liggen. Daar groeide het recent gepubliceerde boek uit. „We hebben ontzettend veel boeken en materialen gelezen, soms met maar één zinnetje als resultaat. Ook vonden we familie van de onderzochte personen.”
Het manuscript, ”Grafstenen krijgen een gezicht”, schetst een tijdsbeeld van de periode tussen 1830 en 1950, aldus Overkamp, journalist en fotograaf. Welke gebeurtenissen karakteriseren deze tijd? Overkamp: „Kerkelijke afscheidingen, de eerste feministische golf, industrialisatie en diverse oorlogen.”
Zo beschreven de twee het leven van Johannes Wormser (1844-1915), directeur van het paviljoen Rustoord, op het terrein van Veldwijk. Hij is een telg uit het geslacht Wormsers dat een belangrijke rol speelt in de Afscheiding en de Doleantie.
Dat geldt ook Johannes. Hij staat aan de wieg van de Doleantie in Ermelo, waar hij werkt bij Rustoord. Ook is hij betrokken bij de start van een christelijke school en de christelijke mulo in Ermelo en bij het ontstaan van de nieuwe begraafplaats op Veldwijk. „De Gereformeerde Kerken en Veldwijk waren sterk met elkaar verbonden; Veldwijk trok bepaalde actieve gereformeerden. Zij waren ook actief in allerlei christelijk verenigingswerk”, aldus Hofsink.
Trots is Overkamp ook op wat zij en haar man naar boven wisten te halen over Willemien van Gogh (1862-1941), zus van schilder Vincent. „Iedereen kende haar als ”zus van”, maar niemand wist hoe haar eigen leven eruit heeft gezien.”
Willemien bracht de laatste veertig jaar van haar leven zwaar depressief door op Veldwijk. „Weinig was bekend over de eerste veertig jaar van haar leven. Ze is toen zeer actief geweest, onder andere in de vrouwenbeweging. Zo werkte ze mee aan de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898”, aldus Overkamp.
De twee Ermeloërs beschrijven zowel patiënten als personeelsleden van de psychiatrische instelling. „De geschiedenis van onbekende doden gaat leven door jullie verhalen, zo krijgen we te horen”, aldus Hofsink.
Is het geen deprimerend werk om met verhalen van overledenen bezig te zijn? „Integendeel”, aldus Hofsink. „We zijn echte mensenmensen en het gaat juist over ménsen. Ze zijn meer dan alleen een onbekende naam op een grafsteen. We wilden de overledenen op Veldwijk weer een gezicht geven.”
Mede n.a.v. ”Grafstenen krijgen een gezicht”, door Gert Hofsink en Natalie Overkamp; uitgave in eigen beheer, Ermelo, 2011; ISBN 978 90 816952 1 3; 183 blz.; € 16,75.
begraafplaatsenveldwijk.nl; begraafplaatsveldwijk.wordpress.com