Uit handen
Lukas 15:14
„…werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.”
Toen Adam al zijn goed had doorgebracht en bankroet was, wilde de Heere hem weer oprichten. Doch Hij wilde hem het kapitaal niet weer in zijn handen geven, maar stelde het in de handen van Christus. Het is zoals iemand die zijn kind een deel geeft en die dat geheel doorbrengt. De vader wil hem weer helpen, doch hij wil het niet meer in zijn eigen handen geven, maar in de handen van de een of andere vriend. Hij wil dat zijn zoon tot die man zal gaan voor zijn onderhoud en voor iedere maaltijd. Zo is het ook met onze hemelse Vader, omdat wij al de wijsheid die God aan Adam en in hem aan ons allen gaf, verkwist hebben. Daarom wil de Heere het kapitaal van de genade niet wederom in onze handen geven, maar heeft Hij het in de handen van Christus gegeven. Hij wil dat wij van Christus zullen bedelen om ieder kruimeltje genade, ja, zelfs om de wil tot het doen van enig goed. Wij moeten tot Hem gaan, opdat Hij het werk der genade in ons zou bewaren en onderhouden. Onuitsprekelijk gelukkig zijn wij dat het zo is, want had de Heere de duivel en ons samen laten begaan, dan was alles weg geweest.
Thomas Hooker, predikant te Hartford (VS) (”De heilzame wanhoop”, 1678)