„Vrouwelijke predikant wil vooral zichzelf zijn”
GRONINGEN – Er is tegenwoordig weinig aandacht meer voor de vraag of vrouwen het ambt van predikant anders invullen dan mannen. De meeste vrouwelijke predikanten willen liever aandacht voor hun werk dan voor hun vrouw-zijn.
Dat stelde Lieke Werkman, universitair docent crossculturele theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen, woensdag op een studiedag over de vrouw in het ambt.
De faculteit godgeleerdheid en godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) organiseerde de dag omdat het dit jaar honderd jaar geleden is dat Anne Zernike (1887-1972) als eerste vrouwelijke predikant werd bevestigd in de doopsgezinde gemeente in Bovenknijpe.
Al op haar vijftiende vertelde Anne Zernike haar ouders dat ze predikante wilde worden. Na haar examens ging ze theologie studeren aan de gemeentelijke universiteit, met als doel het predikantschap.
Al was de toelating van vrouwen in het ambt bij de doopsgezinden spoedig een feit, toch liepen de discussies daarover nog hoog op. Zo publiceerde de Groningse filosoof en hoogleraar Gerard Heymans een studie over psychologie waarin hij beweerde dat het gezin de natuurlijke bescherming was voor de vrouw. Als verklaring daarvoor noemde Heymans „de naar het emotionele neigende aard van het vrouwelijke verstand. Vrouwen richten zich op het concrete en specifieke; abstractie en analyse ervaren ze als bloedeloos.”
Inmiddels telt Nederland naast de Doopsgezinde Sociëteit nog zes kerkgenootschappen waar vrouwen op de kansel staan. Op 9 januari werd J. M. Cooiman-Bouma in Zeist bevestigd als eerste vrouwelijke gemeentepredikant van de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Eerder al verwelkomden de remonstranten (1915), de lutheranen (1926), de Nederlandse Hervormde Kerk (1958) de Gereformeerde Kerken in Nederland (1969) en de Unie van Baptisten (1993) de vrouw in het ambt.
Volgens Werkman hadden de discussies over de vrouw in het ambt eind jaren zestig een andere toon en inhoud dan vroeger. „Lange tijd was het tegenargument dat het vrouwen nu eenmaal niet gegeven was Gods Woord met gezag te leren. Later ontstond er een inhoudelijk andere visie op het ambt. Ambtelijk leidinggeven werd gezien als dienstbaar zijn en daarvan hoefden vrouwen niet uitgesloten te worden.”
Tegenwoordig ziet Werkman weinig aandacht meer voor de vraag of vrouwen het ambt anders invullen dan mannen. „Het ambt van predikant is gefeminiseerd. De meeste vrouwelijke predikanten blijken gewoon zichzelf te willen zijn en hun werk goed te willen doen. Net als Zernike: Zij wilde liever aandacht voor haar werk dan voor haar vrouw-zijn.”
In de PKN is 20 procent van de predikanten vrouw.