Japankenner dr. Bruce Lambert: Reken na een ramp niet op hulp
Japan beleeft zijn grootste ramp in vele jaren en een nóg dodelijkere ramp is bijna onvoorstelbaar. Maar die is wél reëel. Zo vreest de miljoenenstad Tokio nog altijd een ongekend zware aardbeving. Hoe goed zijn burgers daarop voorbereid? Slecht, vindt de Zweedse zakenman en Japankenner dr. Bruce Lambert. Met zijn ”Groene Staaf Project” heeft hij daarin verandering willen brengen.
Het is de nachtmerrie van iedereen: na een aardbeving kom je vast te zitten onder het puin van je huis. Je kunt je nauwelijks bewegen en om je heen is het aardedonker. De lucht die je inademt is dik van het stof en bij iedere roep om hulp slibben je longen verder dicht. Vlak boven je zijn mensen te horen, je herkent zelfs de stem van familieleden. Maar er gebeurt niets. Seconden tikken weg; voor jou duren ze alsof het uren zijn. Dan klinkt knetterend geluid van vlammen en vult de stoffige lucht zich met rook. Je hapt verwoed naar lucht, maar de verstikkende rook doet zijn werk. Intussen staan familieleden enkele meters boven je vol afschuw te wachten op hulp. Als een hulpteam enkele uren later arriveert, komt dat te laat. Het slachtoffer blijkt te zijn gestikt; zijn lichaam verbrand.
Zelfs je grootste vijand wens je zo’n verschrikkelijke dood niet toe, en toch laten we dit scenario te vaak en onnodig gebeuren, vindt de Zweedse zakenman en Japankenner dr. Bruce Henry Lambert. Hij was de initiator van het Green Bar Project (Groene Staaf Project), waarmee hij in Japan en in het bijzonder in de hoofdstad Tokio mensen wilde helpen om een aardbeving te overleven.
„De eerste uren na een aardbeving zijn cruciaal als het gaat om het redden van slachtoffers”, zegt Lambert, „maar juist die tijd gaat vaak verloren aan wachten, omdat hulpteams niet komen opdagen. En omdat ze zelf niet weten wat ze moeten doen, of geen geschikt gereedschap hebben, staan familie, buren of vrienden vaak machteloos toe te kijken op momenten dat mensen onder het puin om hulp roepen.” Japanse burgers moeten leren zichzelf op zulke momenten te helpen en ervan uitgaan dat na een zware aardbeving hulpteams helemaal niet komen opdagen, vindt de Zweed.
Groene staaf
Wees paraat en help jezelf. Dat was daarom dé boodschap van Lamberts Green Bar Project. Daarbij draaide het om een fluorescerend groen geverfde lijzeren staaf van 150 centimeter, met een diameter van 2,5 centimeter, die in alle dorpen en steden van Japan moest worden gemonteerd in huizen en gebouwen. Na een aardbeving kon de staaf door bewoners en omwonenden worden gebruikt om balken of betonplaten omhoog te wrikken, teneinde zo slachtoffers te redden.
Het is nooit zo ver gekomen dat Lambert zijn staven daadwerkelijk heeft kunnen verspreiden. Door gebrek aan fondsen is zijn plan vooralsnog tekentafelwerk gebleven.
Voor de Zweed, die zelf twaalf jaar in Tokio woonde, hadden de staven ook de functie van monument kunnen hebben. „Door die op plekken te monteren waar in het verleden mensen onder het puin zijn gestorven, zouden mensen extra gestimuleerd worden om zelf alert te blijven en preventieve maatregelen te nemen.
De aardbeving in de Japanse stad Kobe in 1995, waarbij 6500 mensen omkwamen, was voor Lambert aanleiding om de zelfredzaamheid van burgers bij aardbevingen te gaan stimuleren. „Er werden toen ongeveer 20.000 mensen onder het puin begraven, en daarvan overleefden er 13.500. Meer dan 94 procent werd gered door familie, buren en vrienden. De stedelijke hulpdiensten redden in totaal nog geen 780 mensen uit het puin, en dat kwam omdat ze vaak te laat op de plek des onheils waren.”
Van die 6500 dodelijke slachtoffers stierf 10 procent als gevolg van brand. Ze stikten in de rook of werden levend verbrand. Juist vanwege dat brandgevaar is volgens Lambert snel hulp geboden en is ingrijpen van familie en buren onvermijdelijk.
De Japanse regering lijkt niet te willen toegeven dat ze in het geval van een zware aardbeving maar weinig mensen snel kan redden. „Alsof ze zich daarvoor moet schamen”, reageert Lambert. „Maar zoiets toegeven is geen schande, maar volstrekt logisch: hulpdiensten van de overheid kúnnen gewoon niet overal en direct naartoe, zeker niet als ook wegen en straten onbegaanbaar zijn.”
Californië
In een ander aardbevingsgevoelig deel van de wereld, de Amerikaanse staat Californië, heeft men die les inmiddels wél geleerd, weet de Zweed. „Direct na de aardbeving in 1989 kregen hulpdiensten daar de eerste vijf minuten maar liefst 30.000 verzoeken om hulp! Daar is nu de stelregel dat burgers na een beving minstens drie dagen voor zichzelf moeten kunnen zorgen, of voor hun buren, familie of vrienden. In de hoofdstad San Francisco worden inwoners daarvoor ook intensief getraind.”
Nu kent ook Japan dat soort rampenoefeningen voor burgers; de jaarlijkse ”drill” op 1 september is daarvan de grootste en bekendste; honderdduizenden mensen doen eraan mee. „De meeste Japanners zien het als een gezellige familiepicknick, in plaats van een oefening die het verschil kan maken tussen leven en dood, en dat komt omdat de hulpdiensten te weinig erop hameren dat zij, als het erop aankomt, de mensen nauwelijks zullen kunnen helpen.”
Burgers van San Francisco leren tijdens rampenoefeningen wél allereerst dat direct na een aardbeving die hulpdiensten er níét zullen zijn. Buurten en wijken zijn er dan ook optimaal georganiseerd om zelf aan de slag te gaan: de Neighbourhood Emergency Reponse Teams (NERT’s) van San Francisco zijn er een begrip.
Naast het aanleggen van een noodrantsoen, adviseert Lambert Japanse gezinnen en families om een ontmoetingsplek in de stad af te spreken waar iedereen naartoe gaat nadat een aardbeving heeft plaatsgevonden. „Vaak zijn familieleden elkaar dagenlang kwijt en leven ze in de grootste onzekerheid over elkaars lot, omdat telefoons niet meer werken.”
Verder mist hij op Japanse scholen een gedegen en jarenlange training van kinderen en jongeren in het reanimeren van slachtoffers, iets wat Zweden –niet direct een land waar je een aardbeving verwacht– wél kent, zelfs al op het niveau van de basisschool.
Is de Japanse hoofdstad Tokio, de stad waar men al sinds jaar en dag een grote klap verwacht, goed voorbereid op een zware aardbeving? De Japanse autoriteiten laten als antwoord op die vraag vaak trots de aardbevingsbestendige wolkenkrabbers zien, die met behulp van scharnierende constructies, stootblokken in het fundament en enorme meezwiepende kogels hoog in de top, overeind blijven.
Gasleidingen
Er zijn ook minder geruststellende dingen te melden, weet Lambert. „Een medewerker van de Tokiose metrodienst vertelde me dat hij erg bezorgd is over de vele gasleidingen in de bodem, waarvan er vele direct naast de metrobuizen lopen. Na een aardbeving kan het gas gemakkelijk in die tunnels terechtkomen; vervolgens hoeft iemand maar een aansteker aan te klikken „om even bij te lichten” en de boel ontvlamt.”
Lambert wijst verder op de constructie van de huizen in Tokio. Veel gebouwen mogen dan aardbevingsbestendig zijn, dezelfde technieken worden vaak niet buurtgewijs toegepast, maar per gebouw. „Het gevolg is dat alles chaotisch staat te schudden en te zwiepen, elk gebouw volgens zijn eigen constructie. En omdat in Tokio huizen vaak dicht tegen elkaar staan, is de kans groot dat bij een aardbeving het ene gebouw het naastgelegen pand uit balans brengt en alsnog doet instorten, simpelweg omdat het heel andere bewegingen maakt.”
Japan, een land van rampen
Japan is modern maar absoluut niet westers. Wie als waarnemer van de recente dramatische gebeurtenissen in Japan deze stelregel vergeet, stapelt misverstand op misverstand.
De stelregel verraadt ook niets nieuws. In 1868 ging Japan open voor de buitenwereld, en ook toen was de slogan: Wakon Yosai: Japanse geest (mentaliteit), westerse technologie. Het is daarna het overheersend principe gebleven.
Er zijn er meer. Zo is er het ”sterke staat, arme bevolking”-principe, dat na de Tweede Wereldoorlog opgang deed: laat de rigoureuze industriële opbouw van Japan aan de overheid over, met haar oppermachtige ambtenaren, en burgers hoeven ‘slechts’ zichzelf op te offeren als dienstbare werkers.
Nog altijd domineren ambtenaren het beleid in Japan, maar juist zij belemmeren dat er een frisse, vernieuwende wind gaat waaien door de Japanse samenleving. De Japankenner Alex Kerr typeert in zijn boek ”Dogs and Demons, the Fall of modern Japan” de Japanse overheid als een robot die is geprogrammeerd om een bepaald beleid uit te voeren, maar die daarin niet is te stoppen omdat de uitknop niet meer werkt.
Vrijwel alles wat de Japanse overheid doet, heeft om die reden maniakale trekken, stelt Kerr.
Zo wordt Japan wel de ”doken kokka” genoemd (the construction state, in Kerrs woorden), zeg maar: de staat als permanente bouwput. „Japan heeft een obsessieve drang om alles met beton en asfalt vol te storten en te plaveien.” Niet voor niets is de bouwsector er de machtigste sector. Aannemers doen bijna niets anders dan politici omkopen voor het verkrijgen van bouwvergunningen. Deze vorm van diepgewortelde corruptie vormt een belangrijke factor achter wat Kerr treffend de „pave and build-mentality” noemt (plaveien en bouwenmentaliteit) .
Die betonobsessie wordt nog eens versterkt door de angst voor de natuur. „Natuur is in de ogen van Japanners de grootste vijand. Ze denken dan ook dat hun land meer dan welk land ook te lijden heeft gehad onder natuurrampen. „Dit land is een eilandenrijk van rampen, aardbevingen, tyfoons, slagregens, overstromingen, modderstromen en vulkaanuitbarstingen”, stond te lezen in een notitie van de overheid eind jaren 90 van de vorige eeuw. Verder werd daarin gemeld dat „70.000 gevarenzones voor modderstromen, 10.000 locaties voor potentiële aardverschuivingen en 80.000 riskante berghellingen in kaart waren gebracht.”
Het resultaat is een aantasting van het landschap die haar weerga niet kent. In de afgelopen decennia is onder ambtenaren de overtuiging ontstaan dat over iedere centimeter berghelling, rivierover en zeekust volledige controle moet zijn.
Die robotmentaliteit van de overheid is ook de verklaring van diverse opmerkelijke toestanden in een land dat zo aardbevingsgevoelig is. Zo hangen airconditioners en andere elektrische apparaten als „bijna vergeten” attributen aan gebouwen, of ze staan erbovenop gesteld. Levensgevaarlijk bij een aardbeving. De reden is dat een wet uit de jaren 50 van de vorige eeuw bepaalt dat woonruimte binnenshuis niet in beslag mag worden genomen door apparatuur. Daar gelden zelfs strikte regels voor, de zogenaamde vloeroppervlakteratio (FAR).
Verder valt het in Japan op dat telefoon- en stroomkabels bovengronds lopen – ook niet bepaald veilig ten tijde van een aardbeving. Hier wreekt zich die verstarde ambtenarenmentaliteit die het ondergronds aanleggen van kabels als weggegooid geld en on-Japans afwijst. Sommigen koppelen het zelfs aan het ”unieke aardeconcept”: de grond in Japan is niet geschikt voor het ingraven van kabels. Het lijkt veel op de –overigens commercieel interessante– ”speciale sneeuwideologie”, die jarenlang werd aangehangen. Japanse sneeuw zou niet geschikt zijn voor buitenlandse ski’s, en die mochten dus niet worden ingevoerd.