Sterke daling Europese beroepsbevolking verwacht
DEN HAAG (ANP) – Bij ongunstige economische omstandigheden neemt de beroepsbevolking in Europa met 20 procent af in de periode tot 2050. Daardoor komt er een grotere druk op de werkenden om de niet-werkenden financieel te ondersteunen. Dit blijkt uit donderdag gepubliceerde scenario’s van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Universiteit van Leeds.
Nu staat tegenover elke werkende nog gemiddeld 1,1 niet-werkend persoon. In 2050 zal deze verhouding uitkomen op 1,7. Bij economisch gunstige tijden kan de beroepsbevolking in Europa nog licht stijgen met ongeveer 5 procent. Maar ook dan neemt de druk toe, omdat het aantal ouderen stijgt, naar 1,4 niet-werkend persoon.
De regionale verschillen zijn wel groot. Bij een sterke economische groei zal in de helft van de Europese landen de beroepsbevolking nog stijgen en in de andere helft dalen. Maar bij ongunstige economische omstandigheden krijgen bijna alle landen te maken met een krimpende beroepsbevolking, waarbij in de helft van de landen deze zal oplopen naar 40 procent.
In Nederland ligt de druk van de niet-werkende bevolking op de werkende bevolking lager dan in Europa. In ons land staat nu tegenover elk werkend persoon gemiddeld 0,9 niet-werkend persoon. In 2050 zal deze verhouding gestegen zijn naar 1,2 in het sterke groeiscenario tegen 1,4 in het geringe groeiscenario.
„De toenemende krapte vraagt van ons dat we ook in deze kabinetsperiode nadenken over manieren om de arbeidsmarkt flexibeler te maken, zonder te tornen aan het ontslagrecht of de duur van de WW”, zei minister Maxime Verhagen (Economische Zaken) in een reactie op het rapport. „Mensen die kunnen werken, moeten ook werk kunnen krijgen. We hebben iedereen nodig.”
Om te zorgen dat de concurrentiepositie niet verslechtert, blijft loonmatiging volgens Verhagen noodzakelijk. „Tegelijkertijd moeten we maatregelen nemen zodat de mensen die beschikbaar zijn, productiever en slimmer kunnen werken. Daarbij kunnen we geen enkel instrument uitsluiten, ook fiscale instrumenten niet.”