Buitenland

„Palestijnen hebben eigen graf gegraven in Irak”

In een tentje op het voetbalveld van een sportclub in Bagdad zit de Palestijnse Aida Ahmed Mahmoud (40) met haar vijf kinderen voor zich uit te staren in de hitte. Terwijl de vliegen om haar hoofd zoemen, vertelt ze dat haar gezin meteen na het eind van de oorlog uit haar huis gegooid werd.

Daisy Mohr
2 June 2003 10:54Gewijzigd op 14 November 2020 00:21
BAGDAD - Een Amerikaanse soldaat speelt met een groepje Palestijnse kinderen in Bagdad. Na de verdrijving van Saddam Hussein krijgen de Palestijnen in toenemende mate met haatgevoelens van de Iraakse bevolking te maken. - Foto EPA
BAGDAD - Een Amerikaanse soldaat speelt met een groepje Palestijnse kinderen in Bagdad. Na de verdrijving van Saddam Hussein krijgen de Palestijnen in toenemende mate met haatgevoelens van de Iraakse bevolking te maken. - Foto EPA

„Toen Saddams regime viel, kwam de huisbaas langs en verzocht ons te vertrekken. Hij wilde opeens heel veel geld voor de huur en dat had ik niet. Ik heb mijn man om geld gesmeekt, maar hij zei dat hij me op het moment niet kan helpen”, zegt Aida. Haar echtgenoot is een paar maanden geleden illegaal naar Griekenland vertrokken in de hoop daar geld te verdienen. Ze heeft geen idee wat hij precies uitspookt en weet niet wanneer hij terugkomt.

Een paar dozen met keukenspullen en boekjes staan in de tent, maar verder kon ze helaas niets meenemen. Korangezang schalt door de radio. „Ik was bang dat dit misschien zou gebeuren, maar dat het zo snel zou gaan had ik nooit verwacht”, zegt Aida. Vies en met grote ogen zit haar achtjarige zoontje Moustafa naast haar in de tent. Hij gaat niet meer naar school, want hij verkoopt sap en ijsjes op straat.

Er zijn naar schatting 70.000 Palestijnen in Irak. Veel familie’s zijn hier sinds 1948 en Saddam behandelde hen goed. Hij zag zichzelf graag als een goede pan-Arabische leider die zich bekommerde om de situatie van de Palestijnen. Veel Irakezen zijn van mening dat Saddam buitenlanders, en vooral Palestijnen, veel beter behandelde dan zijn eigen bevolking. Ze hadden allerlei voorrechten en hoefden meestal geen huur te betalen.

„Palestijnen hadden veel meer rechten dan wij. Ze kregen geld van onze salarissen en Saddam gaf hun eten. Ze pikten onze banen in, ze kregen van alles van hem en wij konden het verder bekijken. Terwijl veel van onze eigen mensen hier stierven van de honger, gaf Saddam duizenden dollars aan de families van martelaren in de bezette gebieden. Ik ken veel mensen die een hekel aan hen hebben”, zegt Hussein (28) een leraar Engels in Bagdad.

Er zijn dan ook veel Palestijnen die uiterst ongelukkig zijn over de val van het regime. „Saddam was de beste leider ter wereld”, zegt Qusay Rifaat al-Madhi, eigenaar van de Haifa sportclub, heel serieus. „We houden van Saddam. Niet alle Irakezen zullen het met ons eens zijn maar we moeten eerlijk blijven. Hij was echt van plan ons te helpen om Palestina te bevrijden, en dat komt volledig overeen met ons politieke doel.”

Meteen na de oorlog werden honderden Palestijnse families -vaak op gewelddadige wijze- hun huis uitgezet. „Ik heb er jarenlang over gedroomd de Palestijnse familie’s mijn huis uit te gooien en ik wist dat dit mijn kans zou zijn”, zegt Karim Kadom (44), die vlak na de oorlog Aida’s familie en vier andere familie’s zijn huis uitzette. Zijn vader kocht het huis dertig jaar geleden voor hem, maar aangezien hij nog jong was verhuurden ze het voor 18 dinar per maand aan een Palestijnse familie. Indertijd waren ze erg tevreden met de prijs, 18 dinar was zo’n 54 dollar en dat was zo gek nog niet. De regering betaalde de huur voor de familie, wat hem in eerste instantie ook nog wel handig leek.

Maar de huurprijs bleef dertig jaar hetzelfde en de dollar kelderde. „De laatste jaren kon je van de huur niet eens een rijstkorrel kopen”, zegt Kadom, die met zijn vrouw en hun vijf kleine kinderen bij Karims vader in een klein kamertje moest blijven wonen.

Altijd werd hij door de Palestijnse families doorverwezen naar de regering als hij iets over het huis wilde bespreken. Maar hij durfde niet. „Twintig jaar geleden was ik er al klaar voor de familie eruit te gooien, maar een Irakees kon niets beginnen tegen een Palestijn, want de Palestijnen hadden een veel betere relatie met de regering.”

Zo af en toe ging hij er langs, maar hij werd altijd uitgelachen als hij iets probeerde te bespreken. Een paar jaar geleden geloofde hij zijn oren niet toen een buurman hem vertelde dat een Palestijnse familie twee kamers en een badkamer in zijn huis had gekocht. „Abu Nasser verkocht een deel aan Abu Mohammed; ik wist echt niet wat ik hoorde! Uiteindelijk woonden er meer dan vijf families in mijn huis.”

Er moet veel gerepareerd worden, want de vijf families die in dit huis woonden, hebben het in een zeer slechte staat achtergelaten. Elektriciteitskabels zijn uit de muur gerukt en het plafond en muren zijn ernstig beschadigd. „De Palestijnen hebben echt hun eigen graf gegraven hier in Irak. Ze hebben nooit geprobeerd vrienden te maken met de bevolking. Blindelings volgden ze Saddam en zijn regime en dat gaat ze nu parten spelen”, zegt Kadom. „Er was een vrouw, Aida Mahmoud, die bozer was dan de anderen. Ze vertelde dat haar man in het buitenland zit en dat ze niet wist waar ze naartoe moet. Maar het spijt me zeer; dit is en blijft mijn huis.”

Maar Kadom weet best dat Aida in een tent op het voetbalveld van Qusay Rifaat, al-Madhi’s sportclub in de wijk al-Baladiyyat, zit. „We hadden ons voorbereid op dertig families maar het zijn er inmiddels bijna 300. We hebben al 60 families moeten weigeren, want we hebben simpelweg geen plaats”, zegt Al-Madhi.

De UNHCR-tenten staan keurig opgesteld op het vergeelde gras. Het is verschrikkelijk heet en droog. Overdag is het rustig, maar zodra het afkoelt, in de namiddag, is het een drukte van belang. Midden op het voetbalveld ligt een raket onder de grond. De Amerikanen zijn komen checken en zeggen dat de kans klein is dat het gevaarte zal ontploffen, maar het blijft een ongemakkelijk gevoel voor de bewoners.

„Ik verwacht een aantal moeilijke maanden. Het zal steeds heter worden en dat is heel ingewikkeld, zeker voor kleine kinderen. We hebben veel zieke mensen in het kamp en ik ben ontzettend bang dat we ook te maken krijgen met tyfus- en cholera-epidemieën die elders in het land heersen”, zegt dokter Anwar Salem al-Awowda, directeur van de Palestijnse Rode Halve Maan in Irak.

Maar de bijna 1000 bewoners van het kamp kunnen nergens anders naartoe, zegt Al-Madhi. „Velen zijn bij familie ondergebracht en sommigen hebben andere huizen gehuurd, maar het is vaak onmogelijk zodra de huisbaas hoort dat het om Palestijnen gaat. De meeste hebben geen geld en geen inkomen; het is een absolute noodsituatie.” Hulporganisaties komen naar het kamp om te helpen maar er is vaak niet genoeg te eten voor iedereen.

Als ’gasten van de Irakese regering’ kregen Palestijnse immigranten geen paspoort, slechts een reisdocument voor vluchtelingen. „We hebben geen idee wat er nu met ons zal gebeuren; we zijn heel erg bang voor wat er komen gaat. Zullen we door een toekomstige regering als buitenlanders behandeld worden? We hebben geen ander land om naar toe te gaan. Niemand zal ons accepteren”, zegt Al-Madhi.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer