Kersteningsagenda SGP blijft breekpunt voor ChristenUnie
Het vrouwenstandpunt van de SGP en het verschil in partijcultuur zijn voor Geert Jan Spijker geen belemmeringen voor een samengaan met de ChristenUnie. Dat de SGP het christendom met politieke middelen wil bevorderen, maakt een fusie echter onmogelijk.
Hoe groot zijn de verschillen tussen SGP en ChristenUnie nu eigenlijk? Als ik in het Nederlands Dagblad van vorige week maandag uitspraken van SGP-leider Van der Staaij lees, niet groot. Hij stipt allerlei punten aan waarvan ik denk: eens! Kunnen SGP en ChristenUnie dus niet maar beter samengaan? Zijn twee orthodox-christelijke partijen in een grotendeels ontkerstend Nederland niet een beetje te veel van het goede?
Daar is iets voor te zeggen. Van der Staaij spreekt bijvoorbeeld van D66 als zijn grootste politieke tegenstander. Die partij bestaat zo ongeveer bij gratie van het zich afzetten tegen het christendom –ook al hebben SGP en D66 onlangs gebroederlijk een oproep gedaan aan het kabinet om te kijken naar de belastingdruk voor alleenstaanden. Maar zijn uitgangspunt is: hoe verder verwijderd van de paarse ethische agenda, hoe beter. Daarin is veel overlap met de ChristenUnie. Gert-Jan Segers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de partij, hield de ChristenUnie onlangs voor dat haar natuurlijke politieke vijand D66 is.
Dan het huidige kabinet. Uiteraard steunt de SGP Rutte op veel terreinen, maar interessant is dat ze er op een aantal punten afstand van neemt, bijvoorbeeld als het gaat om leerlingen die extra zorg nodig hebben en ten aanzien van de regeling voor mensen die door een handicap moeilijk een baan kunnen vinden. Van der Staaij vervolgt: „Stapelingen van bezuinigingen mogen niet de kwetsbaren in de samenleving onevenredig treffen.” Nog even zo doorgaan en het verwijt van linksigheid ligt op de loer. Ik zie Bart Jan Spruyt al naar zijn pen grijpen.
Christelijk-sociaal
Nu zal ik niet het hele SGP-programma –meer of minder instemmend– langsgaan, maar beperk ik me voor het gemak even tot ”De tien redenen om op 9 juni [2010] SGP te stemmen” op de website van de SGP. Daarin staan veel dingen die aanspreken, denk aan ”Vóór het gezin”, ”Vóór het leven” en ”Vóór de zondagsrust”. En niet te vergeten, ”Vóór elkaar”: „Voor kwetsbaren moet er een goed sociaal vangnet zijn. Tegelijkertijd dient de burger zijn verantwoordelijkheid te kennen en om te zien naar mensen in knelsituaties. (…) Een herwaardering van wat kerken en particuliere organisaties op het terrein van de zorg (kunnen) doen, is meer dan gewenst.” Dat klinkt bijzonder christelijk-sociaal.
Kortom, veel herkenning. Samengaan dus? Er is echter één maar, en dat is nummer 1 van de tien punten waarmee de SGP de kiezer over wil halen. Die luidt: ”Vóór een christelijk Nederland”. Daar heb ik een principieel bezwaar. Niet tegen een christelijk Nederland, dat moge duidelijk zijn. Het zou heel mooi zijn als God dit land zo zou zegenen dat alle kerken vol zitten en iedere burger Hem de eer gaat geven. Maar om twee redenen heb ik grote problemen met de manier waarop de SGP zich profileert als een instrument voor een christelijk Nederland.
Fundamenteel verschil
Allereerst is het een miskenning van de aard van de zonde. De zonde zit namelijk veel dieper dan de SGP hier suggereert. Het ongeloof is veel ingrijpender dan dat die met een politiek programma en met politieke middelen bestreden kan worden. De mate waarin Nederland christelijk is, hangt af van geloof. En geloof is het werk van de Geest, niet van de politiek.
Ten tweede is het de vraag: Mag de politiek dat afdwingen? Mijns inziens niet. Het is niet aan de politiek om te werken aan een christelijk (in het geval van de SGP gereformeerd?) Nederland. Als dat wel de topprioriteit van staatkundig gereformeerde politiek is, dan ligt hier een principieel verschil van inzicht. Kerstening gebeurt niet top-down, dat getuigt van principiële overschatting van wat de overheid vermag, en van onderschatting van de aanwezigheid van het kwaad binnen de overheid zelf.
ChristenUnie en SGP hebben belangrijke programmatische overeenkomsten, bijvoorbeeld als het gaat om verzet tegen ”paarsigheid”. Tegelijk is er een fundamenteel verschil. Daarbij denk ik niet primair aan het vrouwenstandpunt of het verschil in partijcultuur. Voorop staat dat christelijke politiek geen kersteningsagenda moet hebben. Van der Staaij schrijft in een publicatie van de Guido de Brès-Stichting (2005): „De overheid kan en mag niet onverschillig staan tegenover de godsdienst, maar heeft binnen de grenzen van de rechtsorde de taak de christelijke godsdienst te bevorderen en afgoderij tegen te gaan.” Deze visie maakt samengaan onmogelijk.
De auteur is medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Dit artikel is ook verschenen op opunie.nl, het opinieplatform van de ChristenUnie.