Secularisatie: wel reëel, niet universeel
Is secularisatie inherent aan de moderne tijd, een onvermijdelijke uitkomst van de modernisering van de maatschappij? Past religie niet bij de moderne mens? Op die vragen waren velen geneigd ja te zeggen.
Tot voor enkele decennia was er een vrij grote consensus dat religie vanzelf uit de moderne samenleving zou verdwijnen. Inmiddels ligt dat anders: zowel in de publieke opinie als onder godsdienstwetenschappers. Dat heeft onmiskenbaar te maken met de opmars van de islam. Die godsdienst manifesteert zich op wereldschaal met een grote zelfbewustheid. Door de omvangrijke migratie van de afgelopen jaren heeft ook West-Europa daarmee te maken.
Kapitaalkrachtige geloofsgenoten uit de oliestaten financieren de bouw van moskeeën en andere islamitische activiteiten over heel de wereld. Fanatieke moslims zijn bereid hun leven te geven in het kader van de heilige oorlog. Zelfmoordacties schuwen zij daarbij niet.
Uitzonderingsgeval
Een ander gegeven is de opmerkelijke situatie in de Verenigde Staten. Enerzijds een bij uitstek modern land, anderzijds een land waarin de (christelijke) godsdienst nog steeds een belangrijke plaats inneemt. Niet alleen op het individuele niveau, maar ook in de politiek. Amerikaanse presidenten schromen niet de naam van God op hun lippen te nemen.
Moet Amerika gezien worden als een uitzondering op de algemene secularisatietrend of geldt veeleer dat het sterk geseculariseerde West-Europa in deze wereld een uitzonderingsgeval vormt? Steeds meer godsdienstsociologen zijn de laatste mening toegedaan. Eerder deze maand hield de Amerikaanse godsdienstsocioloog José Casanova een lezing aan de Nijmeegse Radboud Universiteit. Hij ziet secularisatie en moderniteit niet als tweelingzusters. Er zijn verschillende vormen van moderniteit denkbaar.
Het militante atheïsme dat zich de laatste jaren in West-Europa en ook in Nederland manifesteert (Dawkins, Cliteur), kan dan ook gezien worden als een reactie op de hernieuwde manifestatie van religies in de publieke sfeer. Dat is allereerst de islam, een duidelijk antimoderne religie, die in de westerse wereld niet meer weg te denken is. Maar de aversie richt zich ook tegen orthodox-christelijke groepen die zich hardnekkig blijven verzetten tegen moderne opvattingen en praktijken inzake homoseksualiteit, de evolutieleer, de zondag of nog wat anders.
Overwinning
Lange tijd meenden aanhangers van het seculiere gedachtegoed verzekerd te zijn van de overwinning. De kerken liepen immers leeg. Wat daar nog aan kerkgangers zat, was vergrijsd. Het ene na het andere kerkgebouw werd gesloten. Daar behoefde men helemaal geen actie voor te voeren. Dat was gewoon een kwestie van tijd. En buiten de westerse wereld zou men ongetwijfeld ook, naarmate men meer zelfstandig ging nadenken, steeds vaker kiezen voor de menselijke autonomie in plaats van zich te buigen onder religieuze autoriteiten.
Nu echter de overwinning op zich laat wachten, voelen overtuigde atheïsten zich meer en meer geroepen om zich in het openbaar tegen de religies af te zetten. Ook wil men niet-gelovigen ertoe brengen om zich als atheïst te presenteren. Tussen niet-religieus en atheïst kan men immers geen isgelijkteken zetten. Minder dan een kwart van de onkerkelijken in Nederland is belijdend atheïst. Er zijn ook ietsisten en agnosten en bovendien tal van mensen die er eigenlijk geen levensbeschouwing op na houden. Zij houden zich niet of nauwelijks met zingevingsvragen bezig, maar richten hun leven uiterst pragmatisch in.
Demografische factor
Dat de secularisatiethese haar vanzelfsprekendheid verloren heeft, is overigens geen reden om de vlag uit te hangen. Er is onvoldoende grond om de secularisatie als een voorbije fase te beschouwen. Er is nog wel degelijk een secularisatieproces aan de gang. Ook in de Verenigde Staten nemen kerkgang en kerklidmaatschap af. En de jongere generatie moslims, althans in Europa, komt minder vaak in de moskee dan hun vaders gewend waren.
Wel is in dit verband de demografische factor van groot belang. Over heel de wereld geldt dat religieuze mensen meer kinderen krijgen dan seculiere. Godsdiensten staan nu eenmaal dichter bij de natuur dan seculiere levensbeschouwingen. Huwelijk en gezinsleven staan hoger bij ze aangeschreven. Zij hechten meer waarde aan het moederschap. Godsdienstige mensen hebben ook meer behoefte hun levensovertuiging over te dragen aan hun kinderen. Seculier ingestelde mensen zien kinderen vaker als een belemmering om in de wereld vooruit te komen en volop van het leven te genieten.
Dat alles betekent, zeer globaal genomen, dat wat de seculieren winnen door geloofsafval, zij verliezen doordat zij zich minder voortplanten. Europa is het meest geseculariseerde werelddeel, maar tevens de regio waar de vergrijzing sterk heeft toegeslagen en de bevolkingskrimp steeds meer in beeld komt.
Omgekeerd is de groei van godsdienstige groepen veelal het gevolg van hun relatief hoge geboortecijfer. Dat geldt voor Israël, waar de ultraorthodoxen als gevolg van hun grote gezinnen steeds meer een stempel zetten op de maatschappij. Dat geldt tot op zekere hoogte ook voor de gereformeerde gezindte in Nederland. Veel islamitische landen hebben een jonge bevolking met een groot groeipotentieel. Dat telt aan.
Binnenkerkelijke secularisatie
Maar al vertonen veel mensen, ook in de 21e eeuw, behoefte aan een religieuze duiding van hun bestaan, dat maakt hen nog niet tot christenen, zeker niet tot christenen in de ware zin van het woord. Voor Europa en ook voor Nederland geldt trouwens dat er nog steeds een duidelijke secularisatietrend aanwijsbaar is. Bovendien is er in veel christelijke kerken sprake van een binnenkerkelijke secularisatie.
Die manifesteert zich onder meer in een teruglopende kerkgang. In de brede gereformeerde gezindte staat de tweede kerkdienst duidelijk onder druk. Dat gaat veelal gepaard met een andere invulling van de zondag. Een meer recreatieve besteding, waarin op den duur ook de ochtendkerkdienst zich niet meer zo makkelijk laat inpassen. Zo ging het in de tweede helft van de vorige eeuw ook in de Gereformeerde Kerken.
Ook bidden en Bijbellezen nemen af. De traditionele orthodoxe geloofsopvattingen worden minder onderschreven. Met name voor veel rooms-katholieken is God eerder een hogere macht dan een persoonlijke God. Dat God deze wereld bestuurt en wij zowel het goede als het kwade uit Zijn hand ontvangen, kunnen veel christenen niet meer plaatsen. Dat past ook niet bij het godsbeeld dat zij hanteren, waarin God bij uitstek een God van liefde is.
Van zonde en schuld ten opzichte van God is nauwelijks meer sprake, wel is er een besef aanwezig van het menselijk tekort. De leer van de predestinatie wordt afgewezen als een vorm van discriminatie, die bovendien in strijd is met de gedachte van de menselijke vrijheid. In het algemeen geldt trouwens dat men de leer niet meer zo belangrijk vindt.
Het gaat voor velen die zich christen noemen niet zozeer om objectief vaststaande geloofswaarheden, maar om subjectieve overtuigingen waarbij je een goed gevoel hebt. De Bijbel geldt als inspiratiebron, zij het dat velen tegenwoordig met grote gedeelten daarvan eigenlijk niets meer kunnen. Mensen zoeken een kerk die bij hen past en een geloofsbeleving die hen aanspreekt. Gemakkelijk put men daarbij uit verschillende religieuze tradities, soms ook uit niet-christelijke tradities. Reïncarnatie was een tijd lang populair. Op die manier wordt immers het kwade gestraft en goed gedrag beloond. Bovendien krijgt iedereen een tweede kans.
Verminderde reikwijdte
De secularisatie manifesteert zich ook in een verminderde reikwijdte van de godsdienst. Dat geldt zowel op institutioneel niveau als op het individuele vlak. Vroeger was de kerk structureel betrokken bij zaken als onderwijs, armenzorg en ziekenverpleging. Kerk en staat waren nauw met elkaar verbonden. De godsdienst werd erkend als een belangrijke integrerende factor in de maatschappij. Men kon niet om de kerk(en) heen. Thans vormen de kerken niet meer dan een van de vele vrijwilligersorganisaties in de samenleving. Zij vervullen geen publieke rol van betekenis meer.
Ook op het individuele vlak is in veel gevallen de relevantie van kerk en godsdienst ingeperkt. Vroeger was het behoren tot een kerk (zeker wanneer dat een kerk was met een duidelijk profiel) in hoge mate bepalend voor de hele levensopenbaring van mensen. Vanzelfsprekend koos je je huwelijkspartner in eigen kerkelijke kring en je verwachtte dat ook van je kinderen.
De opvattingen die mensen hadden over de politiek, over het levensgedrag, over de opvoeding en de identiteit van de school voor hun kinderen waren nauw verbonden met de geloofsovertuiging. Daarom zocht men ook aansluiting bij elkaar. Dat leidde tot het patroon van de verzuiling. Voor gereformeerden gold het als een uiting van hun geloofsovertuiging en als een vorm van beginseltrouw om op een christelijke partij te stemmen, een christelijke krant te lezen en de kinderen naar een christelijke school te sturen.
Deelwerelden
Door de verminderde reikwijdte van de godsdienst is dat patroon in hoge mate doorbroken. Ook het proces van de individualisering van de maatschappij heeft daartoe bijgedragen. Al hebben mensen een bepaalde godsdienstige overtuiging en behoren ze nog tot een kerk, de relevantie daarvan voor allerlei andere levensterreinen is duidelijk verminderd. Veel meer dan vroeger is er sprake van verschillende deelwerelden waarin mensen leven. Alles bij elkaar is het geloof van minder betekenis geworden in hun leven. Men spreekt wel van een privatisering van de godsdienst.
Aan kerkelijke regels en voorschriften (geschreven of ongeschreven) voelen veel kerkleden zich niet meer gebonden. Dat maken ze zelf wel uit. Partijkeuze, levensgedrag, schoolkeuze en allerlei andere zaken zijn veel losser komen te staan van kerk en geloof. Mensen willen graag vrij blijven in hun keuzes.
Daarbij maken ze gemakkelijk combinaties die een vorige generatie hoogst merkwaardig zou vinden en als een gebrek aan beginselvastheid zou beschouwen. Men is lid van de EO maar ook van de VPRO, de ene keer stemt men op de ChristenUnie, de volgende keer op de PvdA of de Partij voor de Dieren. Men behoort tot de Gereformeerde Gemeenten, maar is actief in het CDA.
Bij dergelijke ontwikkelingen loopt de gereformeerde gezindte vaak wat achter. Zo ook hier. Maar tendensen in die richting zijn er heel duidelijk. Met name de vrijgemaakten (en breder genomen de achterban van de ChristenUnie) worden daar de laatste jaren mee geconfronteerd. Het is echter niet aannemelijk dat de tendens van een verminderde reikwijdte van de godsdienst daar zal stoppen.
Leer en leven komen losser van elkaar te staan. Maar bij een meer verwereldlijkt levenspatroon is niet te verwachten dat de binding aan de gereformeerde leer op den duur nog veel zal voorstellen.