„Joden het Evangelie niet onthouden”
Wie het Joodse volk het Evangelie niet wil brengen, brengt over hen een nieuw soort antisemitisme; een tweede, wat erger is: een eeuwige holocaust. De Messiasbelijdende Jood David Zadok zei dit vrijdag in Gouda, tijdens de jaarlijkse Israël-studiedag georganiseerd door het deputaatschap Israël van de Gereformeerde Gemeenten. De dag, die door zo’n 300 mensen werd bijgewoond, was gewijd aan het thema ”Zijn bloed kome over ons…”
Zadok is ouderling in de Messiasbelijdende gemeente ”Genade en waarheid” in Rishon leTzion, waar ds. Baruch Maoz voorganger is. Hij is voorzitter van de bouwcommissie van de nieuwe kerk.
„God is niet klaar met Zijn volk”, is Zadoks stellige overtuiging. „Het feit dat ik hier sta, is daarvan een teken en bewijs. God brengt steeds meer Joden, in en buiten Israël, tot de kennis van Christus als de Messias.”
Zadok keerde zich tegen de gedachte dat het Evangelie niet onder Joden verspreid behoeft te worden omdat a) zij dit niet nodig zouden hebben, b) hun verwerping van de Messias onherroepelijk is. In dat kader gebruikte hij de term een tweede holocaust. „Als wij geloven dat er maar één weg is tot de zaligheid, dan hebben wij, Joden, die net zo hard nodig als iedere andere etnische groep. Dan is het ook onze plicht hun dat Evangelie te brengen.”
Ds. C. J. Meeuse, voorzitter van het deputaatschap, zette in zijn exegetische lezing uiteen dat het volk Israël met de „huiveringwekkende” woorden uit Matth. 27:25 (de zogeheten ”bloedtekst”) Christus heeft verworpen zonder de reikwijdte van deze woorden te begrijpen. „Zij hebben dat in hun onwetendheid als een godsdienstige daad gezien vanuit hun eigengerechtigheid. Zij wisten niets van de Heere Jezus en van de waarde van Zijn bloed. Het bloed van Christus is echter geen martelaarsbloed, zoals van Abel, dat om wraak roept, maar bloed der verzoening. Het is het teken van de vergevende genade van God voor doodschuldigen.”
De predikant waarschuwde voor misbruik van deze tekst, ook in de eigen kring. „Het is schuld dat de Joden de Zaligmaker hebben verworpen, maar sta er niet boven. Het bloed van Christus roept niet om wraak, maar om verzoening. We zullen de reikwijdte van deze woorden verstaan als we onszelf hebben leren kennen als schuldigen, vijanden van Christus en Zijn genade.”
Secretaris ds. C. Sonnevelt ging in op het misbruik van de bloedtekst -de gedachte van de ”Godsmoord”- in de loop van de (kerk)geschiedenis. De tekst wordt, zei hij, gevaarlijk wanneer middeleeuwse vooroordelen levend worden, de kerk weinig verstaat van haar pelgrimstocht, de leer van de menselijke verdorvenheid niet ten volle functioneert en de kerk vanuit een machtspositie intolerant wordt ten opzichte van marginale groepen zoals de Joden. „Het klimaat van de oudtestamentische profetieën en van Romeinen 9 tot 11 zal echter niet gemakkelijk tot antisemitische gevoelens leiden.”
Ds. Sonnevelt wees erop dat ds. G. H. Kersten heeft gezegd dat het oordeel op het Joodse volk rust „tot de dag van hun bekering.” Niettemin is er volgens ds. Kersten „hoop voor het zaad Jacobs.”
De Veenendaalse predikant zei „verknocht” te zijn aan de kinderbijbel van Joh. Vreugdenhil. Bij het lezen van diens beschrijving van de bloedtekst wordt hem echter „de adem afgesneden.” Tijdens de forumdiscussie las hij de passage voor. „Het zijn de toon en de geladenheid die de doorslag geven, maar ook wat er níet gezegd is.”
Er bestaat zeker wel een verband tussen dat wat in de ”bloedtekst” wordt gezegd en de oordelen, beaamde ds. Sonnevelt. „Toch zegt de Heere dat juist in de bloedstad Jeruzalem het Evangelie gepredikt moet worden. Natuurlijk is er een verband tussen het ongeloof en de verwoesting van Jeruzalem. Maar die zit veel meer in de voortdurende verwerping van Zijn boodschap dan in die enkele tekst uit Matthéüs. De Heere bezoekt de zonden van de vaderen aan de kinderen. In de Bijbel is dat echter tot in het vierde geslacht; niet nog eens na zeventig geslachten, waarover we nu, anno 2003, spreken.”