Opinie

Legitimiteit en effectiviteit acties tegen regime Gaddafi onduidelijk

Er is nog een aantal stevige vragen te stellen over de effectiviteit en de legitimiteit van de acties tegen Libië, betoogt Adrian Johnson.

24 March 2011 19:30Gewijzigd op 14 November 2020 14:13
Foto EPA
Foto EPA

Het was de uitslag waar velen op zaten te wachten: De veiligheidsraad van de Verenigde Naties stemde in met een voorstel dat het mogelijk maakte om met „alle noodzakelijke maatregelen” Gaddafi’s troepen te bedwingen. De internationale gemeenschap heeft ervoor gekozen om iets te doen. Libië kan worden toegevoegd aan het rijtje landen waar op basis van een volkenrechterlijk VN-mandaat door buitenlandse troepen is geïntervenieerd.

De stevige maatregel van de VN leek vooreerst succesvol. De volgende morgen al kondigde de Libische regering een staakt-het-vuren af. Het bewind gaf aan de wil van de internationale gemeenschap te respecteren en –hoe cynisch– de levens van zijn burgers, een dag ervoor nog voer voor mitrailleurs, te willen beschermen.

Als we de kwestie Libië gedetailleerd onderzoeken, is er echter voldoende reden om de bestaande euforie over de VN-resolutie te temperen. Allereerst zijn er zorgen over de aard van de resolutie en de precedentwerking die ervan uit kan gaan. Resolutie 1973 valt onder hoofdstuk 7 van het VN-mandaat. Zij is hiermee de krachtigste in haar soort die de VN opstellen. Resoluties onder hoofdstuk 7 van het VN-mandaat waren oorspronkelijk echter niet bedoeld voor militaire interventie bij een intern conflict. Het biedt alleen de mogelijkheid om in te grijpen bij grove schendingen en bedreigingen van de internationale vrede en veiligheid.

Het is waar dat er in 1999 tijdens de Kosovocrisis op basis van dezelfde artikelen is ingegrepen. Ook toen was er sprake van een intern conflict. Destijds bestond er echter een reële kans dat de onrust in Kosovo de regionale stabiliteit zou aantasten. Verder was de aanval op Kosovo gerechtvaardigd omdat er sprake was van bewuste etnische zuivering.

Het lijkt erop dat resolutie 1973 uiting geeft aan een gevoel van internationale gezamenlijke verantwoordelijkheid om bedreigde burgers waar dan ook te beschermen. Staten die de bevolking onderdrukken, kunnen zich daardoor niet meer beroepen op hun soevereiniteit. Een nobel internationaal streven; het blijft echter met vragen omgeven. Een burgeroorlog, zoals in Libië, is tot dusver nooit beschouwd als een reden om interventie door externe landen te legitimeren.

De internationale gemeenschap zal zich natuurlijk verweren en zeggen dat de maatregelen zijn bedoeld om burgers te beschermen. Dat is echter nog maar de vraag. De intentie en het ontwerp van de resolutie lijken zich vooral te keren tegen Gaddafi; de resolutie is daarmee partijdig.

Voet

Resolutie 1973 geeft aan dat alle mogelijk maatregelen geoorloofd zijn om de rust en de vrede in Libië te herstellen. Ondertussen wordt de inzet van grondtroepen uitdrukkelijk afgewezen door betrokken landen. De actie lijkt hiermee een herhaling van ‘Kosovo’ (1999). Het Westen probeert met schone handen op 10.000 voet hoogte vrede te creëren.

Daarom de vraag: Wat is de strategie voor de toekomst? Als het regime buigt onder het gewicht van de Franse, Britse en Amerikaanse bombardementen, aan wie dan de schone taak om het land opnieuw te stabiliseren? Wat als de opstandelingen zich tegen elkaar keren, of erger: als zij zich bloedig revancheren en het Westen zo indirect alsnog bloed aan de handen krijgt?

De luchtaanvallen lijken tot dusver de opmars van Gaddafi’s troepen te hebben gestuit. Er bestaat echter een gerede kans dat het conflict uitloopt op een patstelling. Mogelijk zal geen van beide partijen in staat zijn de uiteindelijke overwinning op de ander te behalen. We weten niet wat de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië van plan zijn als het conflict –evenals voorheen in Kosovo– een slepende kwestie gaat worden. De politieke wil om door te gaan met de interventie zal dan fors onder spanning komen te staan.

De vraag naar wat te doen als het conflict inderdaad uitloopt op een patstelling, blijft tot dusver onbeantwoord. Lessen uit het verleden leren dat luchtaanvallen zelden een effectieve strategie blijken te zijn. Deze missie is daarom feitelijk een gok. Misschien –laten we het hopen– is de internationale gemeenschap succesvol; zo niet, dan blijft het onduidelijk of de coalitie bereid is de opstandelingen met grondtroepen te helpen Gaddafi het land uit te werken.

Het staat buiten kijf dat Gaddafi een gruwelijke dictator is. Als hij vertrekt, zal de wereld geen traan laten. Het blijft mogelijk dat de luchtaanvallen leiden tot een patstelling en de koppige Gaddafi dwingen tot onderhandelingen met mogelijk een vreedzame uitkomst. Dergelijk optimisme mag echter geen reden zijn om belangrijke lessen over internationale interventie te negeren. Het Westen heeft expliciet de zijde gekozen van de Libische opstandelingen. Is de coalitie echter werkelijk bereid om zich, als dat nodig blijkt, in een nieuw moeras te begeven?

De auteur is werkzaam bij het Royal United Services Institute (RUSI), een onafhankelijke Britse denktank op het gebied van defensie en veiligheid. Een uitgebreidere versie van dit artikel is verschenen op de website rusi.org.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer