Routekaart
Eindelijk lijkt George W. Bush ernst te maken met zijn Midden-Oosten-beleid. Eerst was er de langverwachte presentatie van de zogenaamde ”routekaart voor vrede”. Vervolgens kondigde de Amerikaanse president aan dat hij binnenkort hoogstpersoonlijk naar de roerige regio zal reizen om Israëlische en Arabische leiders voor zijn plannen te winnen.Het werd tijd. Een Amerikaanse president die zich opwerpt als politieagent van de wereld en de strijd tegen het internationaal terrorisme aanvoert, maar het belangrijkste probleem van het Midden-Oosten links laat liggen, maakt zich natuurlijk wel erg ongeloofwaardig. Dus gaat Bush voortvarend te werk. Een einde aan het Palestijnse geweld en de bouw van nieuwe Joodse nederzettingen op de Westbank, en over twee jaar een Palestijnse staat. Er is echter één groot obstakel: op de veelgeprezen routekaart staat geen woord Hebreeuws en geen letter Arabisch.
Het lijkt simpel: „Twee staten voor twee volken”, zoals Bush een jaar geleden verkondigde. Veel nieuws vertelde hij daar niet mee. De facto bestaan er al twee afzonderlijke entiteiten sinds Israël Yasser Arafat uit Tunis liet terugkeren en de Palestijnen zeggenschap over een deel van het land kregen. Zelfs havik Ariel Sharon heeft zich met dat idee verenigd. Als eerste Israëlische premier nam hij deze week zelfs de term ”bezetting” in de mond. Pikant detail: in het Hebreeuws kan het gebruikte woord ook ”verovering” betekenen.
Het grote verschil tussen beide entiteiten is dat Israël zich als een democratische natie gedraagt en wetten en regels navolgt. De Palestijnse entiteit kenmerkt zich vooralsnog door nepotisme, zakkenvullerij en geweld. Voor de zoveelste keer krijgen de Palestijnen nu de kans te bewijzen dat ze werkelijk een staat waard zijn.
Voorlopig is daarvan niet veel gebleken. Reeds in 1993 sprak Yasser Arafat zijn afkeuring uit over terreur als middel om de Palestijnse zaak te dienen. Tien jaar en vele honderden doden later houdt Israël nog altijd vast aan zijn legitieme voorwaarde dat er eerst een einde aan het Palestijnse geweld moet komen voordat Jeruzalem bereid is om de tafel te gaan zitten. Hoe serieus de Palestijnen die eis nemen, blijkt uit de tientallen zelfmoordaanslagen en pogingen daartoe. De suggestie van de kersverse Palestijnse premier Abbas dat hij radicale terreurorganisaties tot een staakt-het-vuren kan bewegen, lijkt dan ook bij voorbaat een illusie.
Bovendien staren de Amerikanen zich blind op een Palestijnse staat, alsof daarmee het Israëlisch-Palestijnse conflict definitief zou zijn opgelost. Veel Palestijnen zien onafhankelijkheid slechts als een opstapje naar het verkrijgen van de algehele controle over wat zij steevast ”Palestina” noemen. En zou Abbas, die zelf in 1948 zijn geboortedorp in Galilea ontvluchtte, ooit een vredesregeling met Israël ondertekenen waarin geen recht op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen is opgenomen?
Desondanks waren de Palestijnen er als eersten bij om de routekaart te accepteren. Dat is ook geen wonder. Na de voor de Palestijnen strategische blunder om drie jaar geleden het aanbod van premier Ehud Barak in Camp David af te slaan, is dit wellicht hun allerlaatste kans om nog enig zicht op een eigen staat te behouden.
Ondanks alle negatieve punten heeft zich ook een hoopvol teken aangediend op de door de Amerikanen voorgestelde weg naar vrede voor het Midden-Oosten. Bush en Sharon hebben gezamenlijk Arafat zijn rijbewijs afgenomen. De nieuwe chauffeur, Mahmud Abbas, zal nu moeten besluiten of hij een bomauto bestuurt of een voertuig dat op duurzame vrede aankoerst. En onderweg zal hij eerst nog een aantal gevaarlijke passagiers uit de auto moeten zetten. Zoals zelfmoordterroristen en stenengooiende jongeren.