Media niet de oorzaak van slecht imago Joden op Westoever
De moord op een Joods gezin op de Westelijke Jordaanoever op 11 maart is niet alleen te wijten aan een anti-Israëlhouding van de media, schrijft Bert de Bruin. Dat de kolonisten een slechte naam hebben, heeft ook andere oorzaken.
Drie jonge Israëlische kinderen en hun ouders werden op 11 maart op vreselijke wijze vermoord op de Westelijke Jordaanoever. In een opinieartikel op de website van deze krant betoogde Yochanan Visser dat een groot deel van de internationale media collaboreert met de Palestijnse haatcampagne tegen de Joden op de Westelijke Jordaanoever. De terreuraanslag zou hier rechtstreeks mee te maken hebben.
Het aanklagen van media, zoals Visser doet, is een beproefd populistisch wapen. Ironisch genoeg worden de media volgens Israëlhaters door „de zionistische lobby” gecontroleerd, terwijl sympathisanten van Israël en rechtse zionisten juist vaak claimen dat diezelfde media grotendeels anti-Joods dan wel anti-Israël zijn.
Volgens Visser blijkt de vooringenomenheid van de media er onder meer uit dat ze de Joden op de Westoever doorgaans aanduiden als ”kolonisten”. Een in zijn ogen negatieve benaming, die zou zijn ingevoerd door de Arabieren. Ook ik gebruik de term kolonist voor de meeste Israëliërs op de Westoever. Het woord is een historisch juiste parafrase van het in Israël alom gebruikte Hebreeuwse woord ”mitnahel”, meervoud ”mitnahalim”, dat als werkwoord al in Numeri voorkomt en onder andere ”in bezit nemen” betekent.
Dat media het jongste terreurslachtoffer in Itamar, Hadas Fogel, (drie maanden oud toen ze werd doodgestoken) of haar ouders simpelweg als ”kolonist” afschilderen is vals en wreed. Toch is het niet enkel de schuld van de media dat de kolonisten als een aparte categorie Israëliërs worden aangeduid en dat zij niet altijd in een positief licht worden gezien, in Israël zelf en daarbuiten. Elke volwassene die in een nederzetting woont heeft daarvoor gekozen, om praktische of ideologisch-religieuze redenen. Die keuze heeft politieke gevolgen, voor de persoon zelf, voor zijn gezin en voor de politieke werkelijkheid waar Palestijnen en Israëliërs in leven.
Per hoofd van de bevolking krijgen nederzettingen meer staatsgeld toegewezen dan de overige gemeenten en gemeenschappen. Daarnaast zien veel mitnahalim (en hun sympathisanten aan ‘mijn’ kant van de Groene Lijn) zichzelf als anders dan andere Israëliërs, als hedendaagse pioniers. Regelmatig worden seculiere, al dan niet linkse, Israëliërs door religieus-nationalisten voor ”Hebreeuwssprekende goyim” (goy is een benaming voor een niet-Jood, met een negatieve connotatie) of erger uitgemaakt. Tijdens confrontaties met kolonisten krijgen soldaten en politieagenten niet zelden verwensingen en scheldwoorden naar hun hoofd.
Natuurlijk zijn verreweg de meeste kolonisten loyale en vredelievende burgers die de wet in acht nemen. Maar het imago van de kolonisten wordt vooral bepaald door wat Visser zelf terecht ziet als „een relatief kleine groep Israëlische extremisten”, net zozeer als het beeld van de Palestijnen in de ogen van veel Israëliërs eerder door ‘hun’ extremisten wordt beïnvloed dan door de gemiddelde hardwerkende familieman in Khan Yunis of Ramallah.
De regering helpt ook niet echt. Juist door tegen elke internationale consensus in de nederzettingen steeds weer als speerpunt van het Israëlische beleid te maken hebben opeenvolgende Israëlische regeringen ertoe bijgedragen dat niet alleen de legitimiteit van de nederzettingen maar ook van de Joodse staat zelf meer en meer betwist of zelfs ontkend wordt.
Kortom: het is goedkoop en onjuist om de media de exclusieve schuld te geven van het apart bejegenen en het negatief benaderen van dit deel van de Israëlische bevolking. Bovendien is het onzinnig om te stellen dat de aanslag een gevolg zou zijn van ophitsing in de Israëlische media, of de anti-Israëlische houding van buitenlandse nieuwsbronnen. Terroristen van het soort dat Israël al decennialang teistert laten zich echt niet inspireren door Ha’aretz en zijn heus niet op zoek naar begrip of aanmoediging voor hun wandaden op zenders als CNN en de BBC. Ze worden vrijwel allemaal geleid door een mengeling van ontaarde religie en pan-Arabisch of pan-islami(s)tisch nationalisme die losstaat van wat voor westers medium dan ook.
Ten slotte nog één kanttekening. Ik heb bijna een week gewacht voordat ik iets over die aanslag schreef, vooral omdat ik er te zeer ontdaan over was, als mens, als Jood, en als vader van drie jonge kinderen, van wie er een niet geheel toevallig Itamar heet. Maar nadat ik gehoord en gelezen heb hoe rechts-religieuze en ultranationalistische Israëliërs nog niet konden wachten op het einde van de eerste, zevendaagse, rouwperiode alvorens te proberen hun politiek-ideologische gelijk te halen over de rug van de slachtoffers van die terreurdaad, geloof ik dat ook ik het recht heb om mijn zegje te doen.
De auteur is historicus. In 1995 emigreerde hij naar Israël.