Commentaar: Pyrrusoverwinning
Als minister van Veiligheid en Justitie is oud-burgemeester Opstelten niet de eerste die de strijd aanbindt tegen de vele misstanden in de seksbranche. Wel is hij degene die na de afschaffing van het bordeelverbod in 2000 zijn naam verbindt aan een nieuwe prostitutiewet waar de Kamer morgen of, wanneer een meerderheid van de fracties daar op de valreep toe mocht besluiten, volgende week over stemt.
De door de oud-bewindspersonen Hirsch Ballin (CDA) en Ter Horst (PvdA) geïnitieerde wet kon voor de verkiezingen rekenen op een royale steun van onder andere CDA, PvdA en ChristenUnie. Nadien veranderde de Kamer fors van samenstelling, zodanig dat de vanzelfsprekende meerderheid voor het oorspronkelijke voorstel verviel.
De beraadslaging over de wet kreeg daardoor trekken van een politieke koehandel. Opstelten moest het doen met de partners VVD, PVV en CDA en wilde daarnaast voor het draagvlak minstens een van de oppositiepartijen PvdA, SP, D66 of GroenLinks binnenboord halen. Daar hangt een prijskaartje aan.
De concessie waartoe de bewindsman vorige maand besloot, is inmiddels bekend. Het kabinet houdt vast aan een landelijke, uniforme vergunningplicht waaraan straks alle prostitutiebedrijven moeten voldoen. Alle werkers in de seksbranche worden registratieplichtig. Het verplichte registratiebewijs dat sekswerkers hun klanten volgens het oude voorstel moesten kunnen tonen –door de VVD gezien als betuttelende, privacygevoelige maatregel–, vervalt.
Deze koerswijziging maakt de wet in elk geval voor de VVD en waarschijnlijk ook voor de PvdA acceptabel. Tegelijkertijd behoeft het geen betoog dat deze knieval de werking van de wet al op voorhand flink verzwakt.
De beoogde strafbaarstelling van het bezoek aan een niet-geregistreerde en dus illegaal werkende prostituee, na de vergunning- en registratieplicht de derde pijler onder het voorstel, dreigt hiermee immers een lege huls te worden. Zonder registratiebewijs kan de klant de dreigende strafbaarheid slechts opheffen door prostituees naar hun registratienummer te vragen en bij een meldpunt te verifiëren of dit nummer klopt en toebehoort aan die vrouw die hij wil bezoeken. Dat rammelt op z’n zachtst gezegd nogal.
Door zijn voorstel aan te passen, lijkt Opstelten de kool en de geit te hebben gespaard: hij heeft zijn meerderheid en de romp van de wet blijft overeind. Dat is echter bedrieglijke schijn. Een enkele exploitant die zijn vergunningen niet op orde heeft, zal dankzij de wet straks zeker de deuren moeten sluiten. Maar serieuze drempels voor bordeelbezoek werpt de wet, nu het registratiebewijs vervalt, amper nog op.
Dat is bedroevend, onder meer als wordt bedacht dat veel jonge vrouwen die hun lichaam vanachter het raam als koopwaar aanbieden, onder dwang voor dit mensonterende werk kiezen. Bandeloze toeristen en notoire hoerenlopers die daarvan gebruik willen maken, legt de wet helaas weinig in de weg.
Dat Opstelten de wet in zijn huidige vorm door de Tweede Kamer kan loodsen, is vrijwel zeker. Dat hij hiermee een pyrrusoverwinning boekt, staat vast.