VN mogen geen verlengstuk van VS zijn
Bij de Amerikanen bestaat onvrede over het functioneren van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Het instituut moet worden aangepast. Drs. Willem Schneider
vindt dat zeker een punt waarover nagedacht moet worden. Maar de VN mogen niet zonder meer een orgaan worden waar Amerika uitsluitend gebruik van maakt als het de eigen politieke belangen dient. De Irak-resolutie 1483, die op 22 mei in de VN-Veiligheidsraad werd aangenomen, is een overwinning voor het Amerikaans buitenlands beleid. De sancties tegen Irak worden opgeheven, de Amerikanen krijgen veel zeggenschap over de wederopbouw van het land. Onduidelijkheid bestaat er over het moment van een definitieve terugtrekking van de VS-troepen.
Vaagheid is er ook ten aanzien van de terugkeer en de rol van de VN-wapeninspecteurs bij het zoeken naar massavernietigingswapens. De Amerikaanse conservatieven hebben met het aannemen van de resolutie een overwinning behaald. Toch is men in deze kring sceptisch ten aanzien van het functioneren van de Veiligheidsraad. Ook de Russische president Poetin vroeg vorige week tijdens zijn State of the Union in de Doema om aandacht voor meer hervormingen in de Veiligheidsraad. Een mogelijkheid om dit te bereiken hiertoe is het beperken van het vetorecht.
Velen zien de Verenigde Naties als het geweten van de wereld. Het mag echter duidelijk zijn dat de permanente leden van de Veiligheidsraad hun status niet aan hun rechtschapenheid maar aan hun politieke en militaire macht hebben te danken. De machtsposities van deze leden zijn in de loop van de vijftig jaar aanzienlijk veranderd. Door deze constatering rijst de vraag of belangrijke instituties zoals de Veiligheidsraad binnen niet al te lange tijd aanpassing behoeven. Bij de Amerikaanse regering bestaat onvrede over het functioneren van het huidige collectieve veiligheidssysteem.
Zo is het statuut voor het Internationaal Strafhof niet door Washington ondertekend. De Amerikaanse administratie probeert zelfs via bilaterale verdragen te verhinderen dat Amerikaanse staatsburgers door andere staten aan het strafhof worden uitgeleverd.
Het heeft wel niet direct met veiligheid te maken, maar een opvallend voorbeeld van de nieuwe VS-strategie van het omzeilen van de VN is dat Amerika dit jaar ervan heeft afgezien een kritische resolutie over het mensenrechtenbeleid in China in te dienen. Officieel is het argument dat de aanpak via stille diplomatie meer succes heeft dan het opnieuw aan de orde stellen van de schendingen in de VN.
Een aanpassing van de structuur van het systeem van collectieve veiligheid kan wenselijk zijn. Dat werd duidelijk toen het systeem van de Volkenbond niet goed functioneerde. De kern van dit systeem vormde artikel 16 van het Volkenbondverdrag. In dit artikel stond dat bij schending van het verdrag de betrokken lidstaat een ”oorlogsdaad” tegen alle leden pleegt. De andere lidstaten waren verplicht een boycot in te stellen tegen het desbetreffende lid. Verder waren de leden van de Volkenbond verplicht elkaar „alle economische en militaire” bijstand te geven bij het uitvoeren van de collectieve actie.
De praktijk bleek weerbarstiger. In 1921 stemde de vergadering van de Volkenbond er zelfs mee in dat lidstaten zelf mochten bepalen in hoeverre de bepalingen van het verdrag daadwerkelijk waren geschonden. Dat een verandering van het systeem van collectieve veiligheid nodig was, bleek onder anderen uit het feit dat Duitsland, Japan en de Verenigde Staten geen lid van de Volkenbond waren.
Nieuwe structuur
De oprichters van de VN hadden geleerd van het falen van de Volkenbond, zodat de VN in belangrijke mate verschillen van hun voorganger. Zij verlieten het eenstemmigheidbeginsel dat de Volkenbond had verlamd. In de VN kregen slechts vijf landen het recht om besluitvorming tegen te houden: China, Frankrijk, Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Zij kregen een permanente zetel in de Veiligheidsraad, het hoogste orgaan van de VN, met bijbehorend vetorecht.
Ook over de nieuwe structuur van collectieve veiligheid ontstond onvrede. Tijdens de Koude Oorlog was het VN-systeem door de voortdurende tegenstelling tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten feitelijk verlamd. De VN werden vooral een forum waarin derdewereldlanden hun antiwesterse gevoelens konden uiten. De Amerikaanse liefde tot de VN, met name bij de conservatieven, nam dan ook aanzienlijk af. Zo verweet de Heritage Foundation in de jaren ’80 de VN antiwesters en antidemocratisch te zijn. In deze kringen werd er toen over gedacht de VN op te heffen en te komen tot een Organisatie van Democratische Staten.
Recente uitlatingen geven aan dat veel Amerikaanse conservatieven nog steeds op deze lijn zitten. De bekende conservatieve senator Jesse Helms schreef enige jaren terug dat de Amerikanen nooit zullen accepteren dat de VN de „enige legitieme bron voor het gebruik van geweld” in de wereld zijn. „Geen VN-instituut, ook de Veiligheidsraad niet, is competent om het buitenlands beleid en de besluiten ten aanzien de nationale veiligheid van de VS te beoordelen”, aldus Helms.
In de Washington Post schreef een commentator onlangs dat de kwestie Irak had getoond dat de VN geen geschikt instrument zijn om de collectieve veiligheid te handhaven. „De VN zijn een reservoir van sterk conflicterende politieke culturen. De VN geven tegenstrijdige beoordelingen van de gevaren die de wereld bedreigen en tegenstrijdige oplossing voor deze bedreigingen. Daarom kunnen de VN niet als een beleidsorgaan functioneren. De VN kunnen hoogstens worden uitgenodigd mee te helpen bij de kortetermijnhulpverlening en bij het opzetten van een burgerbestuur in Irak. De reden voor deze uitnodiging is dezelfde als die waarom Frankrijk in 1945 werd gevraagd lid van de Veiligheidsraad te worden: een therapeutische oplossing voor het gebrek aan zelfvertrouwen dat Frankrijk als gevolg van slecht gedrag had gekregen.”
Verder schreef de essayist David Gelernter in The Weekly Standard, in het Witte Huis een invloedrijk opinieblad, onlangs dat hij geen problemen had met het idee van collectieve veiligheid, maar wel met de VN: „Ze kunnen vaak niet de juiste dingen doen, en als ze iets doen, doen ze het verkeerd om toch maar iets te bereiken.”
Gelernter stelt voor te komen tot een nieuwe organisatie, waar het machtscentrum ligt bij de Verenigde Staten, Engeland en Rusland (de grote drie). Dit triumviraat zou dan een soort Veiligheidsraad vormen. Hij is ervoor om „democratische landen en aspirant-democratische landen” als junior leden toe te laten treden tot deze nieuwe organisatie. Toetreding is pas mogelijk deze landen een bepaald minimumpercentage van het bnp aan defensie uitgeven.
Deze gedachten zijn door Gelernter niet verder uitgewerkt. Hoe irrealistisch zijn ideeën ook zijn -Gelernter beschouwt China en vooral Frankrijk niet als grootmachten- één ding is duidelijk: het aanzwengelen van de discussie over een herstructurering van het collectieve systeem van veiligheid in met name de Veiligheidsraad is op zich winst!
Het is duidelijk dat de Amerikanen niet de enige zijn die kritiek hebben op het functioneren van de VN. Zo kwam vanuit Nederlandse progressieve hoek ook kritiek. De vroegere minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo gaf in 1996 aan dat de kerntaken van de VN op zich ongewijzigd kunnen blijven. „Toch is hervorming geboden in de uitvoering ervan, alsook in de structuur en processen van de VN. Te voldoen aan de verwachtingen in de volgende eeuw is een grote opgave. Zonder hervorming heeft de organisatie daarin geen kans van slagen.”
Onder meer dacht hij aan een uitbreiding van de Veiligheidsraad met permanente leden zoals Duitsland en Japan. Verder is Van Mierlo een groot voorstander van een ”rapid reaction force”, een permanente, snel inzetbare VN-brigade.
Geen wereldregering
Ook in de achterban van de ChristenUnie zijn in het verleden kritische geluiden gehoord. Met name in de hoek van de RPF was in de verschillende verkiezingsprogramma’s een terughoudende opstelling te bespeuren („VN mogen geen wereldregering worden, geen permanent VN-leger”). Het huidige verkiezingsprogramma van de ChristenUnie geeft nauwelijks aandacht aan aanpassingen in het huidige systeem van collectieve veiligheid en met name over de Veiligheidsraad. Het programma beperkt zich tot de opmerking dat de Veiligheidsraad ondersteuning krijgt van een staf die zich richt op het vroegtijdig signaleren van conflicten en op conflictpreventie.
Gelet op de nieuwe machtssituatie in de wereld is het echter gewenst dat er in Nederland opnieuw een discussie op gang komt over het collectieve veiligheidssysteem. Dit systeem is gedateerd en geeft de machtsverhoudingen tijdens de Koude Oorlog weer. Wellicht kan de Nederlandse regering, in de aanloop naar het voorzitterschap van de Europese Unie in 2004, in de Unie een aanzet geven tot een discussie over een hervorming van het huidige collectieve veiligheidssysteem. Moet het vetorecht in de Veiligheidsraad worden gehandhaafd? Is het gewenst dat twee EU-landen (Frankrijk en Engeland) in de Veiligheidsraad het vetorecht behouden?
Het vetorecht van EU-landen in de Veiligheidsraad heeft tijdens de kwestie Irak laten zien dat de eenheid van een Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) niet wordt bevorderd. Wellicht is het te overwegen om de reductie van het aantal permanente leden in de Veiligheidsraad te zoeken door op termijn de (vergrote) EU slechts één vetorecht te geven.
Dit vereist ongetwijfeld meer interne afstemming en meer coördinatie tussen de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU-landen in de Algemene Raad. Als voorstanders van het EVDB daadwerkelijk menen dat één gemeenschappelijk EVDB gewenst is, kunnen ze hun ideaal hiermee in de praktijk brengen. Dit idee ligt in het verlengde van de plannen van president van de Europese conventie om te komen tot een vaste voorzitter van de EU, beperking van de omvang van de Europese Commissie en met name bij de opvattingen over een Europese minister van Buitenlandse Zaken.
Bij een nieuw veiligheidssysteem moet de rol van de VS kritisch worden bezien. Het mag niet zo zijn dat de Amerikanen als belangrijkste grootmacht in een nieuw veiligheidssysteem de VN als een verlengstuk van het Amerikaanse buitenlands beleid gaan beschouwen. In resolutie 1483 zitten daar wel elementen in. De VN krijgen in deze resolutie wel een „vitale rol” in de wederopbouw van Irak, maar in de praktijk ligt de zeggenschap bij de Amerikanen.
Geen excuus
Anderzijds is het van belang dat de VS betrokken blijven bij een nieuw veiligheidssysteem en niet, zoals tijdens de Volkenbond, er buiten blijven en een alternatief gaan vormen in de vorm van de ”coalition of the willing”. Deze formule mag niet een excuus zijn om aan het unilateraal optreden van de VS een internationale dimensie te geven.
In dat kader ben ik sceptisch ten aanzien van de in de conservatieve kringen levende gedachte om de (oude) regionale allianties weer op te tuigen. Bijvoorbeeld de herleving van het Bagdad-pact uit de jaren ’50 waarin Irak, Jordanië en Egypte samen met de kleine oliestaten aan de Perzische Golf de Verenigde Staten en Engeland bijstaan. Op het eerste gezicht geeft dit soort allianties de Amerikaanse regering de mogelijkheid haar belangen in samenwerking met deze landen te behartigen zonder beschuldigd te worden van een ”Alleingang”. Het mag echter niet een formule zijn om buiten de VN om eigenmachtig in te grijpen.
De auteur is medewerker van de Groen van Prinstererstichting, het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Hij was onder meer als stafmedewerker werkzaam bij de vaste tweede kamercommissie van buitenlandse zaken.