„ChristenUnie genekt door verdeelde achterban”
Landelijk verloor de ChristenUnie bij de laatste Statenverkiezingen bijna 80.000 stemmen. Bij een deel van de voorzitters van de raadsfracties in gemeenten waar de verliezen het grootst waren, is de Tweede Kamerploeg van lijsttrekker Rouvoet de gebeten hond. „Vroeger waren we wat de SGP nog steeds is; een redelijk solide partij, wars van hypes.”
Glunderend kijken ze omhoog in de Haagse megabioscoop Omniversum. De groene pijl op het scherm schiet omhoog. Tegen het eind van de avond zien de partijtijgers van de ChristenUnie dat de teller blijft hangen rond de 389.556 stemmen. De recordwinst van de partij bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 is een feit.
Ruim vier jaar later, een dag nadat de stembussen voor de Statenverkiezingen 2011 zijn gesloten, verschijnt een timide Rouvoet bij Uitgesproken EO om zijn verkiezingsnederlaag te becommentariëren. De derde op rij alweer.
Opgeteld verliest de CU bij de laatste Statenverkiezingen 78.794 stemmen ten opzichte van de Statenverkiezingen van 2007. Dat is exclusief het stemmenverlies in Noord-Holland en Noord-Brabant’, waar de partij samen met de SGP uitkwam met een geïntegreerde lijst. „We zijn erg teleurgesteld dat we de winst van de fantastische Provinciale Statenverkiezingen van 2007 helemaal kwijt zijn”, is Rouvoets reactie. „Dat doet pijn, allereerst in de provincies en natuurlijk ook straks in de Senaat.”
„Juist in gemeenten waar de ChristenUnie een stevige positie had, is het verlies het grootst”, schrijft het Woerdense CU-raadslid De Wit op zijn weblog. Hij doelt op Ede, waar de partij 1707 stemmen kwijtraakte, op Veenendaal (-1506 stemmen), Urk (-1495), Bunschoten (-1389) en Barneveld (-1323). Bij zijn analyse van het verlies betrekt De Wit nadrukkelijk de koers van de partijtop en die van de Tweede Kamerfractie in de campagne en tijdens en na de kabinetsformatie. De manier waarop de ChristenUnie zich tegenover het kabinet opstelde, was te negatief, denkt De Wit. „Dit raakt de met name traditionele en conservatieve achterban op twee punten”, luidt de conclusie van het raadslid. „Ten eerste verwachten zij dat de ChristenUnie zich veel constructiever opstelt. Laat het PVV-bashen maar over aan D66 en de PvdA en geef dit kabinet een kans. Ten tweede moet de ChristenUnie beseffen wat het alternatief is. Zien wij liever PaarsPlus op het pluche?”
Dat de partijtop regeringsdeelname in een coalitie met D66 en GroenLinks niet uitsloot, viel in de achterban al net zo verkeerd, schrijft De Wit verder. „Er moet namelijk wel beseft worden dat velen D66 als een groter gevaar voor de rechtsstaat beschouwen dan de PVV.”
CU-wethouder Krooneman (Elburg) stelt in een huis-aan-huisblad dat er in de partij sprake is van interne, op het partijprofiel gerichte kritiek. „Een meer uitgesproken principiële koers is nodig. Op de Veluwe kleeft aan de ChristenUnie het beeld van een linkse partij. Natuurlijk klopt dat maar deels, maar ik heb zelf wel eens gezegd: We moeten wat minder uitgesproken links zijn. Het kan zijn dat we zo van de achterban verwijderd raken. Het is tijd voor een herbezinning, misschien een wat ander profiel.”
Onvrede
Vandaag rondt de CU het tweedaagse bestuurderscongres af, waarin de partij onder andere de dreun van de verkiezingsnederlaag probeert te verwerken. Ruim een derde van 41 CU-fractievoorzitters uit de gemeenten waar de partij bij de laatste Statenverkiezingen getalsmatig het meest verloor, scharen zich achter analyses zoals die van De Wit en Krooneman, blijkt uit een telefonische rondgang door deze krant. Zij noemen onvrede onder CU-kiezers over de koers van de Tweede Kamerfractie een (zeer) waarschijnlijke oorzaak voor het recordverlies van 2 maart.
In een rij van vijf komt deze verklaring daarmee op de derde plaats, na ”een groei van zwevende kiezers in de achterban van christelijke partijen” en ”CU-kiezers stemden op een regeringspartij met het oog op de coalitiemeerderheid in de Senaat” (zie cirkeldiagrammen elders op deze pagina).
Het gros van de vijftien fractievoorzitters die in hun achterban onvrede bespeuren over de Kamerfractie heeft kritiek op de ploeg van Rouvoet. „De Tweede Kamerfractie heeft een te links profiel. Ze moeten opschuiven naar rechts, terug naar de gereformeerde wortels”, zegt fractievoorzitter Woord uit Urk. „Terug naar de christelijke wortels”, vult fractievoorzitter Den Braanker (Sliedrecht) aan.
Fractievoorzitter Veen (Apeldoorn) vond de Kamerfractie de laatste negen maanden tamelijk onzichtbaar. „De eigenstandige positie was te weinig duidelijk. In de beeldvorming waren we te veel onderdeel van het linkse blok.”
„De partij is vervreemd geraakt van de achterban, doordat de nadruk te veel is gelegd op de linkse koers”, concludeert fractievoorzitter Pille (Hardinxveld-Giessendam). „Daar spelen de media ook wel een rol in, maar niet alleen.” Herbezinning vindt Pille „zeker” nodig. „We hoeven geen nieuw profiel, we moeten terug naar het oude, naar onze basis, de Bijbelse uitgangspunten. Daarin zijn we veel te voorzichtig geworden als partij.”
Zijn collega-fractievoorzitter Plieger (Arnhem) zegt: „We hebben geen herbezinning nodig, maar bezinning. Ik wil graag weer een scherper profiel, zoals vier en acht jaar terug. Nu is ons profiel te links en te weinig uitgesproken christelijk. Vroeger waren we wat de SGP nog steeds is: een redelijk solide partij, wars van hypes.”
Anderen manen, ondanks dat ze de Tweede Kamerfractie medeverantwoordelijk houden voor de verloren gegane stemmen, tot kalmte en rust. Zoals fractievoorzitter De Boer uit Elburg. „Als je in het kabinet hebt gezeten, verlies je altijd. Herbezinning op het profiel is niet nodig, wel moeten we werken aan het imago van onze partij en principieel duidelijk blijven. We moeten in afhankelijkheid van onze Schepper, met het hoofd omhoog, vooruit.”
Sharia
Zesentwintig fractievoorzitters wijzen onvrede van kiezers over het linkse profiel van de Tweede Kamerfractie af als mogelijke oorzaak, maar zijn daarmee nog niet lovend over het optreden van Rouvoets ploeg in de Tweede Kamer. Dat is verklaarbaar, aangezien een deel van deze fractievoorzitters het wel aannemelijk vindt dat veel CU-kiezers naar het CDA zijn gegaan om die partij voor een catastrofe te behoeden, of naar een regeringspartij om in de Senaat de meerderheid veilig te stellen voor de fracties van VVD, PVV en CDA. Onvrede over de CU-fractie is in deze beide gevallen niet de primaire oorzaak, maar meer enthousiasme en waardering voor de CU-Tweede Kamerfractie had kiezers die deze keuze hebben gemaakt daar mogelijk voor behoed.
De kritiek die deze CU’ers hebben op de Kamerfractie is divers. „Zelf vind ik de CU niet links, ik vind wel dat de partij onvoldoende duidelijk maakt waar ze voor staat”, zegt fractievoorzitter Van Vuuren uit Soest.
Voorzitter Terpstra (Leiden): „We kunnen dit profiel vasthouden, maar we zijn onze frisheid kwijtgeraakt. Het regeervirus is iets langer in ons blijven zitten dan we wilden. We waren altijd genuanceerd, maar nu misschien iets te.” Zijn collega Steen (Binnenmaas): „Ons grootste probleem is een gebrek aan profiel. We zijn te veel een onuitgesproken partij geworden. We moeten vaker een tegengeluid laten horen en niet meegaan in de angstgedachte. We moeten ons dus niet mengen in de islamdiscussie en een shariaverbod voorstellen, zoals CU-senator Kuiper onlangs deed.”
Anderen vinden dat de Kamerfractie vooral een imagoprobleem heeft en zich moet afvragen hoe het kan dat deze als links wordt weggezet, terwijl ze dat in hun ogen niet is. Weer anderen verwijten de partij een aantal uiteenlopende, op zichzelf staande (inschattings)fouten in de campagne. Het tekenen van het linkse manifest kort voor de verkiezingen was er zo een, vindt fractievoorzitter Nicolai (Bunschoten). „De inhoud was uitstekend, maar dat de partij zich op dat moment verbond aan links heeft veel kwaad bloed gezet. Ik ben achteraf wel verrast door de mate waarin het ons is aangerekend. Deze week was ik op het partijbureau en daar leefde toen sterk het gevoel dat we er in zijn geluisd door de SP.”
Fractievoorzitter Vos (Hoogeveen) vraag zich af of het partijbestuur Kamerlid Voordewind niet wat meer in de frontlinie had moeten zetten. „Een aantal Kamerleden gaat al heel lang mee.” Volgens CU’er Hamelink (Middelburg) was er in de campagne te weinig jeugdig enthousiasme. „We waren te veel de bestuurderspartij.”
Zes CU-fractievoorzitters reageren vooral berustend. Zoals fractievoorzitter Van den Berg uit Nunspeet, die stelt dat de CU „misschien een iets te links beeld heeft opgeworpen”, maar een grondige herbezinning niet nodig acht.
Fractievoorzitter Sies (Rotterdam) pleit voluit voor handhaving van het huidige profiel. „We moeten vasthouden aan deze inhoudelijke koers en daar steun bij zoeken, niet andersom.”
Kiezerstrouw
„Ook bij ChristenUniestemmers wordt de kiezerstrouw minder”, constateert politicoloog Lucardie van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Dat de fractievoorzitters met wie deze krant sprak de opkomst van zwevende kiezers in hun achterban aanwijzen als belangrijke oorzaak voor de verkiezingsnederlaag, verbaast hem niet. „De partij liep hierin wat achter bij andere partijen, maar ziet nu ook een stuk vaste aanhang slinken door de ontzuiling en de opkomst van nieuwe media.”
Het verlies van de ChristenUnie bij de Statenverkiezingen is vermoedelijk te wijten aan de politieke polarisatie en aan teleurstelling bij de achterban in de partij, stelt Lucardie. „Uit peilingen onder het ChristenUniekader in 2000 en in 2010 bleek dat de partijtijgers een opvallende verschuiving naar links hadden doorgemaakt. De achterban is daar niet in dezelfde mate in meegegaan. De sociaaleconomische lijn van de ChristenUnie volgen de vaste kiezers wel, maar niet de koers van de partij op culturele thema’s zoals islamisering en veiligheid.”
„De ene ChristenUniekiezer is de andere niet”, is de belangrijkste conclusie die de Leidse politicoloog Vollaard trekt uit de reacties van de lokale CU-fractievoorzitters. „Daaruit blijkt dat de stemmers de partij om uiteenlopende redenen hebben verlaten.”
Hét probleem van de ChristenUnie is volgens de wetenschapper dat de partij een verdeelde achterban heeft. „Er is verdeeldheid over culturele en economische kwesties. Waar de ene ChristenUniekiezer wil dat migranten zich aanpassen, wil de andere dat zij hun identiteit kunnen behouden, en waar de één een economisch rechtse kant op wil, vraagt de ander om een sociale en groene middenkoers. Die verdeeldheid komt meer aan de oppervlakte nu de christelijke identiteit een minder vanzelfsprekend bindmiddel is tussen kiezer en partij.”
Vakmanschap
„Welke keuzes de ChristenUnie dus ook maakt, steeds zullen er ontevreden kiezers zijn”, stelt Vollaard. Die verdeelde achterban binden en bedienen, vergt volgens hem „politiek vakmanschap.”
De ChristenUnie lijkt bij de Statenverkiezingen opnieuw te kampen te hebben gehad met thuisblijvers. De partij heeft vanouds een minder loyale achterban dan de SGP. „De GPV-kiezers waren heel trouw, maar bij de RPF had je ook al grotere schommelingen. De SGP-achterban is hechter. Bij hen wordt de stemkeuze meer bepaald door wie ze zijn dan door wat ze vinden.”
Vollaard wil overigens niet pessimistisch doen over het verlies van de ChristenUnie. „De partij heeft een prachtige periode achter de rug: de fusie tussen RPF en GPV is geslaagd, de partij heeft laten zien een relevante bestuurspartij te zijn, heeft ministers, gedeputeerden en wethouders geleverd. Ze zit nu even in een dip, maar dat hoort bij het politieke leven.”
Over de toekomst is zowel Lucardie als Vollaard echter niet optimistisch. „Het valt voor de ChristenUnie niet mee om nieuw potentieel aan te boren”, stelt Lucardie. Vollaard wijst er op dat christelijke kiezers geen groeimarkt vormen. „Hun aantal neemt af en steeds minder christenen vinden specifiek christelijke partijen belangrijk.”
Of het moet zijn dat CDA en SGP in grote problemen komen. Daar zou de ChristenUnie baat bij kunnen hebben. Maar de beoogde tien Kamerzetels, komen die ooit in beeld? Vollaard: „Daar heb ik nooit in geloofd.”