Economie

Van der Vlies: MKZ-beleid verdedigen was belastend

De MKZ-crisis hakte er tien jaar geleden stevig in bij toenmalig SGP-fractieleider Van der Vlies. Een deel van zijn achterban kwam ook nog eens in opstand tegen de overheid. „Maar het was echt niet zo dat de kerkenraden vooropliepen.”

Kees de Groot
14 March 2011 09:56Gewijzigd op 14 November 2020 14:04
Van der Vlies. Foto ANP
Van der Vlies. Foto ANP

De MKZ-crisis greep in het voorjaar van 2001 om zich heen in onder meer Oene en Kootwijkerbroek. Op basis van vooraf opgestelde draaiboeken probeerde minister Brinkhorst (Landbouw) de dierziekte te bestrijden.

Voorop stond destijds dat het uitgezette beleid goed werd uitgevoerd, herinnert Van der Vlies zich. Steeds vergewiste hij zich daarvan. De ingezette lijn moest worden gevolgd, ook toen er kritiek losbarstte op het doden van gezonde dieren rondom de besmettingshaarden. „Op het moment dat de crisis woedde, hebben wij de minister niet steeds willen vragen: „Moet dit nu per se op deze manier?” Dat zou met de evaluatie wel komen.”

Van der Vlies vond het „heel belastend” om het beleid te verdedigen tegenover volle zalen met geëmotioneerde boeren. „Gezond vee werd gedood. Er was wel een verhaal bij, maar ik heb het toch als een nederlaag ervaren.”

Een andere weg zag hij niet. „We zaten toen midden in de crisis. Het verloop was ongewis. Voor de getroffen maatregelen was een wettelijke basis. Ondaadkrachtig optreden of niets doen was geen optie. Stel dat het dan fout was gegaan. Het land was te klein geweest. Het evaluatierapport stelde achteraf dat we door het oog van de naald zijn gegaan.”

De draaiboeken voor de MKZ-bestrijding, inclusief het doden van gezond vee, waren vooraf door de Kamer goedgekeurd. „Wij hebben daar toen blijkbaar niet zwaar genoeg aan getild. Maar goed, er heerste destijds geen dierziekte en er hing een sfeertje dat ons dat ook niet meer zou overkomen.”

Tijdens de crisis heeft hij er „alles aan gedaan” om het leed van de getroffen boeren te verlichten en hun problemen te verhelpen. „Zo was er een boer die sterk hechtte aan de zondagsheiliging. Bij hem zou op zondag worden geruimd. Na een interventie van ons is toen geregeld dat hij met een ander kon ruilen die op een andere dag zou worden geruimd.”

De evaluatie wees uit dat er bij de MKZ-bestrijding veel is misgegaan. „Aan hobbydieren bijvoorbeeld was nauwelijks gedacht. Evenmin aan de bedrijfsmatige gevolgen voor geïsoleerde bedrijven voor wat betreft mest- en melkafvoer en de aanvoer van veevoer.”

Voor het het meest in het oog springende punt van de bestrijding –het volgens Van der Vlies „om moreel-ethische redenen onacceptabele en onverantwoorde doden van gezonde dieren”– heeft de politiek tien jaar na dato nog steeds geen afdoende oplossing. Op het moment dat de crisis woedde, kon hij het niet tegenhouden. „We waren aan handen en voeten gebonden door Europese regelgeving. We konden geen kant op.” Maar er moet nu snel een sluitende regeling voor komen. „Die misère, dat absolute drama, moet in onverhoopt nieuwe gevallen worden voorkomen.”

Tegen het doden van gezond vee kwamen Kootwijkerbroekers destijds massaal in opstand. Temeer omdat zij betwijfelden of er werkelijk MKZ in het dorp heerste. De gewelddadige acties tegen ruimers, artsen en agenten werd vooral de SGP-achterban aangerekend. „Ik steek er niet mijn hand voor in het vuur dat er niet een paar van aan ons verwante mensen aan hebben meegedaan”, stelt Van der Vlies, „maar het was absoluut niet zo dat de kerkenraden vooropliepen.”

De Kootwijkerbroekse predikanten probeerden juist in onderling overleg, waar hij ook bij was, een strategie te bedenken om het verzet te matigen. „Zij hebben hun nek ver uitgestoken.” In de Kamer en daarbuiten keurde Van der Vlies het wangedrag openlijk af. „Natuurlijk niet met grote woorden, want ik wilde met iedereen on speaking terms blijven en de Kootwijkerbroekers positief beïnvloeden.”

Na de crisis heeft hij intensief contact onderhouden met een groepje Kootwijkerbroekers. Ook achteraf merkte hij dat de MKZ-bestrijding bij hen diepe wonden heeft geslagen. „Het duurt nog zeker tot de volgende generatie voor dat trauma is weggeëbd.”


„Je wist: het zou niet erg zijn als dit kalfje dood geboren wordt”

Bij veehouder Theo Bosgoed (62) uit Terwolde werden tijdens de MKZ-crisis 41 koeien, 13 stuks jongvee en 11 kalveren geruimd. Plus ruim 600 varkens.

Als hij terugkijkt, denkt Bosgoed vooral aan het tumult rond de oplegde kortingen

–bedragen die in mindering werden gebracht op de schadevergoeding voor een boer bij fouten in de administratie– en de gebrekkige communicatie. „Terwijl boeren in Klarenbeek met LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland, CvdH) overlegden over de vraag hoe runderen behouden konden worden, maakte LTO-voorzitter Gerard Doornbos op tv bekend dat alle koeien in het gebied zouden worden afgevoerd”, zegt Bosgoed. „Op datzelfde moment!”

Begin april wist Bosgoed dat er bij hem zou worden geruimd; het duurde tot half mei voor dat daadwerkelijk gebeurde. „Je staat op zo’n moment machteloos, je kunt niets doen. Protesteren heeft geen zin. We zaten met overvolle hokken in de varkensstal. Het is dubbel. Je probeert de bevallingen bij een koe zo goed mogelijk te doen, terwijl je weet dat het kalfje over een paar dagen dood is.” Kort na de ruiming hoorde hij dat de geruimde dieren niet besmet waren geweest.

„Ze kwamen met 23 man het erf op. De Algemene Inspectiedienst controleerde eerst of alles aanwezig was. Er ontbraken twee dieren. Tel nog maar eens, zei ik. Toen waren ze er wel. Met het invullen van de papieren ging er van alles mis. Ik was verwisseld met een Bosgoed in Vaassen. Het duurde een tijd voordat ik geld kreeg uitgekeerd – ze moesten er ook nog eens een korting aftrekken. Zo’n korting begon bij 35 procent voor een fout. Stel, je had 100 koeien, en je zou 3000 gulden per geruimde koe ontvangen. In plaats van 300.000 gulden kreeg je met een strafkorting 105.000 gulden minder. Die kortingen frustreerden de zaak enorm.” Dat gebeurde ook als een boer een geit had lopen die niet was aangemeld. Voor burgers golden die strenge eisen niet. Maar gelukkig werd uiteindelijk de korting ongedaan gemaakt, zegt Bosgoed. „Over de uitkering ben ik tevreden.”

Bosgoed kreeg 3100 gulden per koe. Toen er na de crisis weer dieren mochten worden gekocht, begon de boer uit Terwolde met jongvee. „Ik wilde met een schone lei beginnen, en daar ben ik nog steeds blij mee.” In zijn stal heeft hij nu 70 melkkoeien; met het jongvee –dieren tot twee jaar– erbij staan er 115 dieren.

„Je moet verder. Ik was zes jaar toen ik zag hoe een buurjongen dood onder een paard lag. Dát blijft echt altijd in mijn herinnering.”


„Ik was de moordenaar, maar tegelijk iemand die troost bood”

Dierenarts Paul Westgeest was in 2001 betrokken bij de ruimingen van dieren.

„Ik was coördinator van een ruimingsploeg van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV), en later in het crisiscentrum in Stroe. Bij ruimingen komt heel veel kijken. Er moeten schutters worden geregeld, vrachtwagens om de dieren af te voeren, plus mensen die na afloop de zaak kunnen desinfecteren. En triviale punten zoals catering. Het was mijn taak om te zorgen dat alles op rolletjes liep.

In 1997 ben ik betrokken geweest bij de uitbraak van varkenspest, toen heb ik vooral bedrijven gescreend om te zien of de ziekte er was. In de MKZ-crisis heb ik alleen geruimd. In die zin vond ik het heftiger. Als je in Friesland prachtig fokvee moet ruimen, komt dat bij mij harder aan dan een stal met mestvarkens. En koeienboeren hebben nog meer een band met hun dieren.

Kijk, je wordt geen dierenarts om te gaan ruimen – maar je weet wel dat er besmettelijke dierziekten kunnen uitbreken. Als het echt gebeurt, overkomt het je toch een beetje. Maar dan is het zaak te zorgen dat een crisis geen ramp wordt voor de betrokkenen. Ik denk dat wij ons werk goed hebben gedaan, met respect voor mens en dier.

In 2001 was ik zeer gedreven. Dit is werk, vond ik, dit moet gebeuren. Er is een crisis, die moeten we aanpakken. We moeten het virus inhalen. Dat was het hogere doel.

Ik heb er destijds niet van wakker gelegen. Mijn vrouw wel, vooral toen ik richting Kootwijkerbroek moest. Je moest opletten of er geen kraaienpoten op de weg lagen; we werden fysiek bedreigd. Ruimen in Friesland voelde heel anders dan ruimen in Kootwijkerbroek. De mensen in Friesland hadden ook moeite met de ruimingen, maar zij leken meer gericht op het algemeen belang; wilden niet dat de ziekte zich uitbreidde.

De boeren in Kootwijkerbroek waren overigens niet anders dan elders. Net als alle veehouders kampten zij met boosheid en verdriet. Maar behalve dat ik hen wilde helpen, én erop moest letten dat de dieren niet onnodig zouden lijden, kwam er daar een oprukkende menigte bij. Ik moest er de ME wel eens inschakelen: „Nu komen ze te dichtbij.”

Op bedrijven zelf kreeg ik na afloop vaak complimenten. Ik herinner me één man die zo van streek was dat hij suïcidaal leek. Ik heb vooraf anderhalf uur met hem gepraat; hij mocht aangeven hoe hij het een en ander wilde hebben. Na afloop vroeg hij zelfs: Blijf je een hapje mee-eten. Ik heb mensen die haast verstikten in hun verdriet bij de arm genomen om hun te laten zien hoe hun lege bedrijf eruitzag, en dat was goed. Als het nodig was, belde ik iemand van LTO, of de dominee. Ik was de moordenaar, maar tegelijk iemand die troost bood.”

Meer over
MKZ

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer